In opdracht van Hoogheemraadschap Schieland en Krimpenerwaard heeft RAAP tussen juli en december 2019 een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd in het kader van de voorgenomen ontwikkeling van zonneweides nabij verschillende afvalwaterzuiveringsinstallaties (AWZI -locaties). Dit onderzoek is in de vorm van een bureauonderzoek en inventariserend veldonder zoek (verkennend booronderzoek; protocol IVO-O) uitgevoerd. Het betreft een drietal locaties in de gemeenten Zuidplas (Kortenoord), Capelle a/d IJssel (Groenedijk) en Krimpenerwaard (Bergambacht). De resultaten voor de drie onderzochte locaties zijn niet in verschillende rapportages uitgewerkt, maar zijn in de voorliggende rapportage beschreven.
Kortenoord (gemeente Zuidplas)
Op basis van het bureauonderzoek bestond de volgende archeologische verwachting voor de locatie Kortenoord. Er bestond een lage-middelhoge archeologische verwachting voor het vroeg-midden neolithicum (kwelder- en oeverafzettingen Zuidplas), een lage verwachting voor het laat neolithicum- Romeinse tijd (top van het Hollandveen), een lage-middelhoge archeologische verwachting voor resten uit de vroege-late middeleeuwen (oeverafzettingen Hollandse IJssel), en een lage archeologische verwachting voor de nieuwe tijd. Op basis van historisch kaartmateriaal blijkt dat de locatie in de vroege 19e eeuw vermoedelijk deel was een waterbuffer (de ‘Laage Boezem’). Later in de 19 e eeuw
werd het grootste deel van het plangebied drooggelegd (of gedempt). Los van bebouwingsresten van waterbassins uit de jaren ‘80/’90 werd er geen historisch gedocumenteerde bebouwing in het onderzoeksgebied verwacht. Het was op basis van het bureauonderzoek onduidelijk tot hoe diep onder het maaiveld opgehoogde/verstoorde lagen in het plangebied aanwezig waren.
Gedurende het veldonderzoek kon grofweg een-derde van de locatie Kortenoord door middel van boringen worden onderzocht. De aanleiding hiervoor was de aanwezigheid van zeer dichte begroeiing en de aanwezigheid van verontreinigde grond. Op basis van het booronderzoek blijkt dat er een dik pakket aan ophogingslagen binnen 100 cm –mv (de voorgenomen ontgravingsdiepte) in het onderzochte deel van het plangebied aanwezig is. Deze lagen zijn sterk puinhoudend, waardoor 4 van de 5 uitgevoerde boringen binnen dit pakket zijn gestuit. In de enkele boring die dieper kon worden doorgezet is vanaf 145 cm –Mv een pakket Hollandveen aangeboord. De top van het veen blijkt
verrommeld en het veen is slap van consistentie. Gedurende het onderzoek zijn geen arc heologische indicatoren aangetroffen. Op basis van het veldonderzoek blijft de lage archeologische verwachting voor deze locatie bestaan.
Op basis van de resultaten van dit onderzoek en de voorgenomen bodemingrepen blijkt dat er geen archeologische resten bedreigd worden.
Groenedijk (gemeente Capelle a/d IJssel)
Op basis van het bureauonderzoek bestond de volgende archeologische verwachting. Er bestond een lage-middelhoge archeologische verwachting voor het vroeg-midden neolithicum (kwelderafzettingen), een middelhoge verwachting voor het midden neolithicum (oeverafzettingen Ouderkerk), een lage verwachting voor het laat neolithicum-Romeinse tijd (top van het Hollandveen), een lage-middelhoge archeologische verwachting voor resten uit de vroege-late middeleeuwen (oeverafzettingen Hollandse IJssel), en een lage archeologische verwachting voor de nieuwe tijd. Gezien de situering van de locatie Groenedijk werd verwacht dat het onderzoeksgebied (mogelijk meermaals) deel was van de geul van de Hollandse IJssel, waardoor potentiële archeologische niveaus uit de ijzertijd en vroeger naar verwachting zijn geërodeerd. Op basis van historisch kaartmateriaal blijkt dat de locatie in de vroege 19e eeuw deel was van een buitendijkse zone, die wellicht het beste als de uiterwaarde van de Hollandse IJssel kan worden beschouwd. De ontwikkeling van de waterzuiveringsinstallat ie in de jaren ’70 van de vorige eeuw ging gepaard met het opwerpen van een aanzienlijke ophoging in het plangebied en de directe omgeving. Los van bebouwingsresten van waterbassins uit de jaren ‘80/’90 werden er geen historisch gedocumenteerde bebouwing in het onderzoeksgebied verwacht. Het was op
basis van het bureauonderzoek onduidelijk tot hoe diep onder het maaiveld opgehoogde/verstoorde lagen in het plangebied aanwezig waren.
Gedurende het veldonderzoek zijn er ook op deze locatie dikke en sterk puinhoudende ophogingspakketten aangetroffen. In de helft van de boringen bestaat de bodemopbouw tot de voorgenomen maximale ontgravingsdiepte (100 cm –Mv) aantoonbaar uit opgebrachte lagen. De andere helft van de boringen is binnen 100 cm –mv binnen het puinhoudende ophogingspakket gestuit. Op basis van de historische kaarten is dit ophogingspakket uiterlijk in de jaren ’70 van de vorige eeuw opgebracht. Een enkele boring kon dieper dan het opgebrachte pakket worden doorgezet. Hier is vanaf 135 cm –Mv een verrommelde laag (oever?)afzettingen van de Hollandse IJssel aangetroffen. Op basis van het verrommelde karakter van de oeverafzettingen kan de archeologische verwachting voor deze afzettingen (op zijn minst ter plekke van boring 8) worden bijgesteld naar laag (Romeinse tijdmiddeleeuwen). Vanaf 170 cm –Mv zijn geulafzettingen en vanaf 390 cm –Mv zijn beddingafzettingen van deze rivier aangetroffen. Voor deze rivierafzettingen bestaat een lage archeologische verwachting. Gedurende het onderzoek zijn er geen bodemkundige of archeologische indicatoren voor de aanwezigheid van vindplaatsen waargenomen. Op basis van de resultaten van dit onderzoek blijkt dat de kans dat er archeologische resten door de voorgenomen bodemingrepen bedreigd worden gering is.
Bergambacht (gemeente Krimpenerwaard)
Op basis van het bureauonderzoek bestond de volgende archeologische verwachting. Er bestond een lage archeologische verwachting voor het neolithicum tot en met de vroege middeleeuwen (top Hollandveen), een lage middelhoge archeologische verwachting voor oeverafzettingen van de Bergambacht en Schoonhoven (indien aanwezig, laat neolithicum-bronstijd), en een lage-middelhoge archeologische verwachting voor de aanwezigheid van archeologische resten uit de late middeleeuwen - nieuwe tijd. Op basis van historisch kaartmateriaal werden er geen bebouwingsresten uit de late middeleeuwen-nieuwe tijd in het plangebied verwacht en naar verwachting bestonden eventueel aanwezige archeologische resten uit de late middeleeuwen-nieuwe tijd uit nederzettingsafval/ophooglagen. Het was op basis van het bureauonderzoek onduidelijk tot hoe diep onder het maaiveld opgehoogde/verstoorde lagen in het plangebied aanwezig waren.
Uit het booronderzoek blijkt dat de bodemopbouw verspreid over het plangebied tot minimaal 15 cm en maximaal 100 cm –Mv bestaat uit verrommelde/verstoorde lagen. Hieronder zijn enkele lagen komklei en voornamelijk dikke pakketten Hollandveen aangeboord. De lagen klei liggen in de meeste gevallen boven op het veen, maar in enkele boringen zijn er dieper onder het maaiveld lagen komklei aangetroffen. Vermoedelijk betreft het komafzettingen die aan de stroomgordel van de Schoonhoven of Bergambacht kunnen worden gerelateerd. Voor de komafzettingen bestaat een lage archeologische verwachting. Gedurende het onderzoek zijn er geen bodemkundige of archeologische indicatoren voor de aanwezigheid van vindplaatsen waargenomen. Op basis van het veldonderzoek blijft de lage archeologische verwachting voor deze locatie bestaan. Op basis van de resultaten van dit onderzoek blijkt dat de kans dat er archeologische resten door de voorgenomen bodemingrepen bedreigd worden gering is