In opdracht van Dienst Landelijk Gebied heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in juni 2007 een bureauonderzoek uitgevoerd in verband met de voorgenomen bodemingrepen voor natuurontwikkeling in de gemeente Vlist. Doel van dit onderzoek was allereerst het middels bureauonderzoek verwerven van informatie over bekende en te verwachten archeologische waarden teneinde een gespecificeerde verwachting op te stellen. In het plangebied is in 1986 bij een veldkartering aardewerk aangetroffen date- rend uit de Middeleeuwen en de Nieuwe tijd. Of deze vondsten samenhangen met het landgebruik (akkeren) of wijzen op bewoningsresten binnen het plangebied is nog onduidelijk. Op grond van de CHS en de datering van de stroomgordels, geldt voor het plangebied een middelmatige archeologische verwachting voor vindplaatsen vanaf het Neolithicum op de Berkenwoude stroomgordel en een hoge Archeologische verwachting voor vindplaatsen vanaf de Bronstijd op de Stolwijk Beijersche stroomgordel. De kans op het aantreffen van archeologische bewoningsresten uit de Middel- eeuwen en Nieuwe tijd (tot en met de 18e eeuw) kan niet worden uitgesloten. Op basis van de vondsten binnen het plangebied en in de omgeving, geldt een lage tot middelmatige archeologische verwachting. Vindplaatsen uit de Nieuwe tijd (vanaf de 19e eeuw) worden direct onder het maaiveld verwacht. Hiervoor geldt echter op basis van historisch kaartmateriaal een lage verwachting. De geplande ingrepen in het plangebied reiken maximaal tot 3,1 m -NAP en vinden alleen in het zuidelijke deel plaats. De (diepte)ligging van de stroomgordels is slechts globaal bekend. Voor het plangebied wordt geadviseerd om door middel van een verkennend booronderzoek de ligging en diepteligging van de stroomgordel(s) vast te stellen (mogelijk gelegen tussen circa 4,5 en 7 m -NAP). Het vervolgonderzoek dient alleen in de zone plaats te vinden waar de bodemingrepen gepland zijn. Hierbij wordt geadviseerd om de boringen om de 50 m in drie noordzuid georiënteerde raaien verspreid over het zuidelijk deel van het plangebied te zetten. Bewoningsresten uit de Middeleeuwen kunnen binnen het hele plangebied en daarmee binnen het gebied met de geplande ingrepen aanwezig zijn. Tevens zijn mogelijke bewoningsresten uit de Nieuwe tijd in de zuidwesthoek aanwezig. bevinden, worden de resten, indien aanwezig, bedreigd door alle geplande ingrepen. Op grond van de mogelijke aanwezigheid van bewoningsresten uit de Middeleeuwen en Nieuwe tijd wordt ten aanzien van het plangebied ter hoogte van de op de AHN zichtbare stroomgordel en voor de zuidwesthoek vervolgonderzoek aanbevolen in de vorm van een karterend booronderzoek met oppervlaktekartering. Het vervolgonderzoek dient alleen in de zone plaats te vinden waar de bodemingrepen gepland zijn. Met betrekking tot de bevindingen van onderhavig onderzoek dient contact opgenomen te worden met het bevoegd gezag.