In opdracht van de gemeente Neder-Betuwe heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in de periode mei-juni 2007 een bureauonderzoek met veldtoetsing uitgevoerd in verband met ingrijpende ruimtelijke ontwikkelingen (slopen van huidige bebouwing en geplande nieuwbouw) in de kern van Ochten in de gemeente Neder-Betuwe. Doel van dit onderzoek was in de eerste plaats het inventariseren van bekende en te verwachten archeologische waarden binnen het plangebied en de nabije omgeving daarvan. Dit heeft geresulteerd in aanbevelingen ten aanzien van de omgang met archeologische waarden en verwachtingen bij toekomstige planontwikkelingen. Voor het gehele oppervlak van het plangebied geldt een hoge verwachting voor archeologische resten uit de periode IJzertijd-Late Middeleeuwen. Aanbevolen wordt het gehele plangebied conform de gangbare terminologie als archeologisch onderzoeksgebied op de bestemmingsplankaart te plaatsen. Dit betekent dat het bouw- en aanlegvergunningenstelsel moet worden voorzien van archeologische voorschriften waaraan moet worden voldaan bij toekomstige ruimtelijke ontwik- kelingen in het bestemmingsplan. Specifiek voor het gebied ten zuiden van de Bagijnestraat en ten westen van de Molendam geldt dat hier bij voorkeur geen bodemingrepen plaats dienen te vinden die kunnen leiden tot verstoring van het bodemarchief. Deze zone wordt bij voorkeur als archeologisch terrein (mogelijk zelfs als gemeentelijk monument) op de bestem- mingsplankaart geplaatst met de hiervoor geldende voorschriften. Dit is mede afhankelijk van het beleid dat de gemeente op dit gebied voert of wil gaan voeren. Aanbevolen wordt het plangebied nader te onderzoeken door het uitvoeren van een proefsleuvenonderzoek om de aard, omvang en kwaliteit van de te verwachten archeologische resten vast te stellen. Het proefsleuvenonderzoek dient bij voorkeur in een zo vroeg mogelijk stadium in het planproces te worden uitgevoerd. Ten aanzien van de uit te voeren sloopwerkzaamheden in relatie tot een eventueel proefsleuven- onderzoek wordt aanbevolen deze in twee fasen uit te voeren: ten eerste sloop van de huidige bebouwing tot aan het maaiveld, waarna het archeologisch onderzoek kan plaatsvinden; pas daarna de uitvoering van het ondergronds saneren en bouwrijp maken van de locatie. Indien de hoge verwachting voor het plangebied bevestigd wordt door proefsleuven- onderzoek, wordt aanbevolen de bouwplannen eventueel te herzien teneinde de vindplaats in situ te behouden. Indien planaanpassing niet mogelijk is en het behoud van het bodemarchief niet gegarandeerd kan worden, dient een defintieve opgraving plaats te vinden.
