De laagopeenvolging in het plangebied bestaat van boven naar beneden uit een bouwvoor/recent verstoorde laag, soms op een veenrestant, op dekzand, op keileem. Met uitzondering van boringen 6 en 7, is in het zand geen bodemvorming waargenomen. Op basis van de diepteligging van het dekzand kan geconcludeerd worden dat in het centrale deel van het plangebied een dekzandruggetje aanwezig is. Het dekzand duikt ter plaatse van de boringen 3 en 13, waar nog een veenrestant aanwezig is, weg. Uit de podzolresten/lichte bodemvorming die zijn aangetroffen in boringen 6 en 7 blijkt dat oorspronkelijk een podzolbodem aanwezig was, maar dat de top van het dekzand ter plaatse van de dekzandrug is verstoord, vermoedelijk door egalisatie. In de boringen 3 en 13 is onder het veen wel intact dekzand aangetroffen, hierin heeft wegens te natte omstandigheden geen podzolering plaatsgevonden. Eventuele resten uit latere archeologische periodes werden verwacht in of op het veen. Het veen in het plangebied is voor een groot deel afgegraven. Enkel in een tweetal boringen is nog sprake van een veenrestant.