Tijdens het archeologisch onderzoek zijn resten aangetroffen van een omgreppeld boerenerf uit de periode 1150-1400 n.Chr. Van dit omgreppelde erf is de oostelijke hoek aangetroffen. Het resterende deel van het omgreppelde erf bevindt zich waarschijnlijk aan de noord- en westzijde van het onderzoeksgebied en kan mogelijk nog ongeveer 40 bij 40 meter beslaan.
Of het verschuiven van de greppels, waarvan de jongste (spoor 8) verder in oostelijke richting ligt, te maken hebben met het groter worden van het oppervlak van het erf of dat het gehele erf in oostelijke richting verschuift, is aan de hand van de huidige gegevens niet te zeggen.
Het gaat bij dit erf waarschijnlijk om een nieuw gesticht erf ten behoeve van het ontginnen van het woeste gebied.
Waartoe de paalkuilen hebben gediend die binnen het omgreppelde terrein zijn gevonden is aan de hand van de huidige gegevens niet te bepalen. De beide paalkuilen buiten het erf hebben mogelijk toebehoord aan een spieker of licht gefundeerd gebouw.
Het vondstmateriaal wijst op een zekere zelfvoorzienigheid wat het vervaardigen van gebruiksvoorwerpen betreft. Zowel het gebruiksaardewerk als het maken van metalen voorwerpen voor eigen gebruik werd zelf door de bewoners ter hand genomen. Een zekere professionalisering valt uit het aangetroffen aardewerk te herleiden. Of dit te maken heeft met een rondtrekkende professionele pottenbakker of de nabijheid van een pottenbakkerij is momenteel zonder aanvullende gegevens niet te zeggen.