Definitieve rapportage archeologisch vooronderzoek (9423.001) IJsbaanweg 7 te Twello

Gespecificeerde archeologische verwachting Op basis van het archeologisch bureauonderzoek heeft het plangebied een hoge verwachting op het voorkomen van archeologische resten uit alle archeologische perioden vanaf het (Laat-)Paleolithicum. Het plangebied heeft namelijk een landschappelijke ligging op een hooggelegen dekzandrug. Dergelijk relatief hoog gelegen terreindelen zullen al voor Jagers-Verzamelaars (Laat-Paleolithicum en Mesolithicum) een gunstige ligging hebben gehad als tijdelijke nederzettingslocatie (jachtkampementen). Ook voor Landbouwers was het plangebied een gunstige nederzettingslocatie. De van nature voldoende ontwaterde gronden op de dekzandrug waren geschikt voor het verbouwen van gewassen. Vanaf de Vroege-Middeleeuwen (Merovingische tijd) ontstond de Gelderse IJssel en behoorde het omliggende lager gelegen gebied tot zijn overstromingsvlakte. De landbouwgebieden werden vanaf het einde van de Late-Middeleeuwen en de Nieuwe tijd in stand gehouden door het opbrengen van een plaggendek/esdek. Op basis van beschikbaar historisch kaartmateriaal was het plangebied aan het begin van de 19e eeuw al in gebruik als akkerland. Tevens heeft vrijwel direct ten noordwesten van het plangebied het boerenerf Badijk gelegen. Het bestaande kantoorpand binnen het plangebied en de huidige inrichting dateert uit 1991. In de directe omgeving van het plangebied zijn diverse archeologische vooronderzoeken uitgevoerd, welke echter tot op heden geen archeologische vindplaatsen hebben opgeleverd.

Resultaten inventariserend veldonderzoek De resultaten van het inventariserend veldonderzoek (IVO, verkennende fase direct gecombineerd met de karterende fase) laten zien dat er sprake is van een gemiddeld 80 cm dik ophogingspakket van humeuze grond direct rondom het bestaande kantoorpand, met name in de zuidelijke helft. Deze ophoging heeft plaatsgevonden tijdens de inrichting van het terrein en bouw van het bestaande kantoorpand begin jaren ’90 van de 20e eeuw. De onderliggende oorspronkelijke hoge bruine enkeerdgrond is echter merendeels intact gebleven en er zijn geen aanwijzingen dat buiten de bestaande bebouwing er omvangrijke diepgaande bodemverstorende ingrepen zijn uitgevoerd. Het plaggendek is gemiddeld 80 cm dik. In de zuidelijke helft van het plangebied is onder het plaggendek de van nature gevormde veldpodzolbodem deels, zo niet vrijwel geheel intact aanwezig. De (deels) intacte veldpodzolbodem bevindt zich hier tussen gemiddeld 160 en 220 cm -mv, echter waar geen moderne ophoging aanwezig is bevindt deze zich op een geringere diepte, tussen 110 en 170 cm -mv. Op grond van de verkennende fase van het booronderzoek blijkt dat het archeologisch potentiële vondst- als sporenniveau hier deels zo niet geheel intact aanwezig is. Archeologische sporen zullen daarbij meest zichtbaar zijn op de overgang van de BC- naar C-horizont, al op een diepte vanaf circa 130 cm dan wel dieper ten opzichte van het huidige maaiveld (daar waar een dikkere ophogingslaag aanwezig is).

In de noordelijke helft van het plangebied vindt onder het gedeeltelijk recent verstoorde plaggendek de overgang plaats direct naar de C-horizont, vanaf circa 120 cm -mv. De van nature gevormde veldpodzolbodem lijkt hier geheel te zijn opgenomen in het plaggendek. De verwachting is dat hier het potentiële vondstniveau reeds verstoord is, echter het potentiële sporenniveau zal zeer waarschijnlijk nog deels intact aanwezig zijn (zeker dieper doorlopende sporen, indien aanwezig).

De karterende fase van het booronderzoek heeft bij meerdere boringen archeologische indicatoren opgeleverd uit verschillende perioden. Bij twee boringen (gelegen zowel in de noordelijke als zuidelijke helft van het plangebied) zijn in het plaggendek een fragment steengoed en een fragment bijna-steengoed (Rijnland/Siegburg) aangetroffen, daterend uit de tweede helft van de Late-Middeleeuwen. Bij twee boringen in het oostelijke deel van het plangebied zijn fragmenten laatprehistorisch aardewerk (niet nader dateerbaar dan Late-Bronstijd t/m Romeinse tijd) aangetroffen in het plaggendek en in de top van het van nature gevormde veldpodzolprofiel.

Conclusie Op basis van de geleverde onderzoeksinspanning en de daarbij aangetroffen archeologische indicatoren wordt geconcludeerd dat de kans reëel blijft dat er sprake is van een archeologische vindplaats binnen het plangebied en daterend uit verschillende perioden. Voor het laatmiddeleeuwse aardewerk bestaat tevens de mogelijkheid dat het gerelateerd is aan het historisch (boeren)erf Badijk dat weergegeven wordt op historisch kaartmateriaal, waar wellicht een middeleeuwse voorganger heeft gelegen.

Advies Op grond van de resultaten van het inventariserend veldonderzoek wordt door Econsultancy de aanbeveling gedaan om een vervolgonderzoek te laten uitvoeren. Behoud van de mogelijk aanwezige archeologische vindplaats (uit verschillende perioden) zal niet mogelijk zijn bij een niet aangepaste uitvoering van de huidige plannen. Geadviseerd wordt het vervolgonderzoek te laten uitvoeren in de vorm van een proefsleuvenonderzoek (IVO-P) en gericht op de nieuwbouwlocaties buiten de oppervlakte van de bestaande bebouwing.

De te realiseren zeven patiowoningen beslaan een bouwoppervlakte van circa 1.670 m². Een gedeelte van deze oppervlakte, zijnde circa 545 m², is reeds bebouwd met het bestaande kantoorpand, waar redelijkerwijs het archeologisch potentiële vondst- als sporenniveau reeds zal zijn verstoord. De toekomstige bouwoppervlakte dat buiten de oppervlakte van het bestaande kantoorpand valt, en waar het proefsleuvenonderzoek zich op dient te richten, betreft daarmee circa 1.125 m² (1.670 m² - 545 m²).

Voor het proefsleuvenonderzoek (IVO-P) dient een Programma van Eisen (PvE) te worden opgesteld, waarin beschreven staat op welke wijze het onderzoek uitgevoerd dient te worden. Dit PvE dient te worden beoordeeld door het bevoegd gezag (gemeente Voorst).

Behoud in situ van een mogelijk aanwezige archeologische vindplaats is alleen maar mogelijk als bodemingrepen niet dieper gaan dan circa 70 cm -mv waar geen moderne ophooglaag ligt tot maximaal, tot maximaal 130 cm -mv waar de moderne ophooglaag meest dik is ter plaatse van de onbebouwde terreindelen direct rondom de zuidelijke helft van het bestaande kantoorpand (voor het gehele plangebied geen bodemingrepen dieper dan 6,2 m +NAP). Er dient een dikte van circa 25/30 cm van het plaggendek behouden te blijven als bufferzone en conserveringslaag van de onderliggende vondst- en sporenlaag die direct onder het plaggendek nog (deels) intact wordt verwacht. Door de initiatiefnemer dient bepaald te worden of het economisch rendabel is om het plangebied zo op te hogen dat toekomstige graafwerkzaamheden voor de nieuwbouwwoningen niet dieper gaan dan tot maximaal 6,2 m +NAP. Dit geldt dan ook voor de aanleg van kabels en leidingen.

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-2ah-nvf5
PID https://nbn-resolving.org/urn:nbn:nl:ui:13-hv-q5e8
Metadata Access https://easy.dans.knaw.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=oai:easy.dans.knaw.nl:easy-dataset:189756
Provenance
Creator Broeke, E.M. ten
Publisher Econsultancy
Contributor Broeke, E.M. ten; ir. E.M. ten Broeke (Econsultancy)
Publication Year 2020
Rights info:eu-repo/semantics/restrictedAccess; License: http://dans.knaw.nl/en/about/organisation-and-policy/legal-information/DANSLicence.pdf; http://dans.knaw.nl/en/about/organisation-and-policy/legal-information/DANSLicence.pdf
OpenAccess false
Representation
Language Dutch; Flemish
Resource Type Text
Format application/pdf
Discipline Ancient Cultures; Archaeology; Humanities
Spatial Coverage (6.111 LON, 52.239 LAT); Netherlands