Eindrapportage archeologisch vooronderzoek (8854.013A) Oranjewijk Fase 1 te Zelhem

Gespecificeerde archeologische verwachting Op basis van het archeologisch bureauonderzoek heeft het plangebied een hoge verwachting op het voorkomen van archeologische resten uit alle archeologische perioden vanaf het (Laat-)Paleolithicum t/m de Middeleeuwen. Deze verwachting is vooral gebaseerd op de ligging van het plangebied binnen een dekzandplateau. Voor zowel Jagers en verzamelaars als voor Landbouwers vormde deze landschappelijke eenheid een geschikte (tijdelijke) bewoningslocatie. Het plangebied ligt middenin de voormalige Zelhemsche Enk (oud bouwland dat rondom/direct ten zuiden van de historische kern van Zelhem lag) en is voor lange tijd in agrarisch gebruik gebleven. In de omgeving van het plangebied en binnen de Zelhemse enk zijn al diverse archeologische onderzoeken uitgevoerd, waarbij vindplaatsen zijn aangetroffen. Deze vindplaatsen geven aan dat de Zelhemsche Enk al rond 1000 v. Chr. bewoond is geweest. Het betreffen over het algemeen nederzettingsterreinen daterend vanaf de Bronstijd, maar vooral uit de Vroege- en Late-Middeleeuwen, daar waar sprake is van terreinen met nog intacte bodemprofielen en een dik plaggendek. Ook grenzend aan het plangebied zijn tijdens prospectief en navolgend gravend onderzoek archeologische resten en sporen uit zowel de Late-Prehistorie als uit de Middeleeuwen aangetroffen.

Resultaten inventariserend veldonderzoek Uit de resultaten van het inventariserend veldonderzoek (IVO, gecombineerd verkennende en karterende fase) blijkt dat in ieder geval binnen de tuingedeelten van de woonpercelen recente/moderne bodemverstorende ingrepen vrij beperkt zijn gebleven/er sprake is van een intacte bodemopbouw. Deze bestaat uit een gemiddeld 55 cm dik antropogeen eerddek/plaggendek, waaronder veelal een restant van een vrij vaal gekleurde, fossiele akkerlaag/cultuurlaag aanwezig is van 10 tot 15 cm dik. Van het van nature gevormde bodemprofiel is meestal een restant van de inspoelings-Bhe-horizont met hieronder de overgangs-BC-horizont of direct de overgangs-BC-horizont aanwezig van een veldpodzolbodem. De overgang naar de C-horizont bevindt zich op een diepte van gemiddeld 100 cm -mv. De aangetroffen bodemopbouw bevestigd de aanwezigheid van de op basis van het bureauonderzoek verwachte hoge zwarte enkeerdgrond. Slecht bij twee boringen (boringen 13 en 15) is een wat dieper verstoringsniveau waargenomen. In het algemeen geldt dat het archeologisch potentiële vondst- als sporenniveau nog intact aanwezig is.

Enkele verspitte Nieuwe tijd resten (16e tot 20e eeuw) zijn aangetroffen in het plaggendek. Juist van belang zijn de fragmenten handgevormd kogelpotaardewerk uit de boringen 9 (noordelijke helft deellocatie B) en 16 (noordelijke deel deellocatie C) die aangetroffen zijn in de oude akkerlaag/cultuurlaag. Deze archeologische indicatoren duiden op de mogelijke aanwezigheid van een archeologische vindplaats ergens in de periode 9e tot 13e eeuw (Vroege-Middeleeuwen C/D tot Late-Middeleeuwen A). Wellicht dat er een relatie is met de vindplaats die aangetroffen is tijdens eerder uitgevoerd gravend onderzoek aan de Beatrixstraat-Prinses Margrietstraat, aangrenzend ten noorden/noordwesten van deellocatie C.

Conclusie Op basis van de geleverde onderzoeksinspanning en de daarbij aangetroffen archeologische indicatoren wordt geconcludeerd dat de kans reëel blijft dat er sprake is van een archeologische vindplaats binnen het plangebied en dat de begrenzing zich vooralsnog beperkt tot de noordelijke helft van deellocatie B en het noordelijke deel van deellocatie C. Het vondstmateriaal zal representatief zijn voor het eventueel aanwezige sporenniveau die meest duidelijk zichtbaar wordt verwacht direct onder de fossiele akkerlaag/cultuurlaag, op een diepte vanaf circa 70 cm -mv. Door de voorgenomen ingreep (nieuwbouw van woningen) zal binnen deze delen van het plangebied de mogelijk aanwezige archeologische vindplaats dan ook worden verstoord.

Advies Op grond van de resultaten van het inventariserend veldonderzoek wordt door Econsultancy de aanbeveling gedaan om binnen het plangebied een vervolgonderzoek te laten uitvoeren. Vooralsnog dient dit vervolgonderzoek zich te richten tot de noordelijke helft van deellocatie B en het noordelijke deel van deellocatie C (zie figuur 18). Behoud van de mogelijk aanwezige archeologische vindplaats zal niet mogelijk zijn bij een niet aangepaste uitvoering van de huidige plannen. Geadviseerd wordt het vervolgonderzoek ter plaatse te laten uitvoeren in de vorm van een proefsleuvenonderzoek (IVO-P) en nadat de sloop van de bestaande bebouwing (tot 30 cm minus het huidige maaiveld) heeft plaatsgevonden (verwijderen bovengrondse delen en betonvloeren). Indien er sprake is van een behoudenswaardige archeologische vindplaats dient tevens beargumenteerd te worden of deze wel of niet in zuidelijke richting doorloopt binnen de deellocaties B en C. Voor deellocatie B is ook van belang of de vindplaats doorloopt in westelijke richting, waar zich aangrenzend deellocatie E bevindt en tot het plangebied van het onderzoek Oranjewijk Fase 2 behoort (zie Econsultancy Rapport 8854.013B). Voor het proefsleuvenonderzoek (IVO-P) dient een Programma van Eisen (PvE) te worden opgesteld, waarin beschreven staat op welke wijze het onderzoek uitgevoerd dient te worden. Dit PvE dient te worden beoordeeld door het bevoegd gezag (gemeente Bronckhorst).

Behoud in situ van een mogelijk aanwezige archeologische vindplaats is alleen maar mogelijk als bodemingrepen niet dieper gaan dan circa 30 cm minus huidig maaiveld. Er dient een dikte van circa 25 tot 30 cm van het plaggendek behouden te blijven als bufferzone en conserveringslaag van de onderliggende vondsten- en sporenlaag die direct onder het plaggendek nog merendeels intact wordt verwacht. Door de initiatiefnemer dient bepaald te worden of het economisch rendabel is om het inrichtingsplan zo aan te passen dat toekomstige graafwerkzaamheden voor de nieuwbouw van de woningen niet dieper gaan dan 30 cm minus huidig maaiveld. Dit geldt dan ook voor de aanleg van kabels en leidingen.

Voor deellocatie A wordt op basis van het ontbreken van archeologisch vondstmateriaal geadviseerd geen vervolgonderzoek te laten plaatsvinden.

De resultaten van onderhavig onderzoek en het advies zijn beoordeeld door deskundige namens de bevoegde overheid (Omgevingsdienst Achterhoek, mevrouw A. Lugtigheid-Hendriks). De bevoegde overheid stemt niet in met het bovenstaande door Econsultancy opgestelde advies. Vanwege de vrij intacte bodemopbouw als het voorkomen van een fossiele akkerlaag/cultuurlaag binnen het gehele plangebied (onbebouwde tuingedeelten van de woonpercelen) kunnen nog overal in het plangebied archeologische waarden worden verwacht. Voor het gehele plangebied geldt dan ook het advies voor een vervolgonderzoek in de vorm van een proefsleuvenonderzoek (IVO-P).

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-xn8-5s99
PID https://nbn-resolving.org/urn:nbn:nl:ui:13-si-n17n
Metadata Access https://easy.dans.knaw.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=oai:easy.dans.knaw.nl:easy-dataset:193109
Provenance
Creator Broeke, E.M. ten
Publisher Econsultancy
Contributor Broeke, E.M. ten; ir. E.M. ten Broeke (Econsultancy)
Publication Year 2020
Rights info:eu-repo/semantics/restrictedAccess; License: http://dans.knaw.nl/en/about/organisation-and-policy/legal-information/DANSLicence.pdf; http://dans.knaw.nl/en/about/organisation-and-policy/legal-information/DANSLicence.pdf
OpenAccess false
Representation
Language Dutch; Flemish
Resource Type Text
Format application/pdf
Discipline Ancient Cultures; Archaeology; Humanities
Spatial Coverage (6.349 LON, 52.003 LAT); Netherlands; Oranjewijk fase 1; Zelhem; Bronckhorst; Gelderland