Voor nieuwbouw op het Molenterrein in Amerongen is S.A.B. Adviseurs voor Ruimtelijke Ordening B.V. gevraagd een bestemmingsplan op te stellen. In het kader van de haalbaarheid van het plan is het noodzakelijk dat er voor het plangebied een archeologisch inventariserend onderzoek wordt uitgevoerd. Dit vindt plaats conform het Verdrag van Malta, dat de bescherming van het cultureel erfgoed beoogt en vereist dat voorafgaand aan verstorende bodemingrepen de archeologische waarden in en om een onderzoekslocatie vastgesteld worden.

Doel van het bureau-onderzoek is het verkrijgen van inzicht in bekende en te verwachten archeologische waarden in en om het plangebied. Het inventariserend veldonderzoek (IVO), uitgevoerd in de vorm van een verkennend booronderzoek, dient ertoe het voorgestelde verwachtingsmodel te verifi¨eren en met veldwaarnemingen te completeren. Op de onderzoeksvragen in het Plan van Aanpak (PvA) van dit verkennend booronderzoek kunnen de volgende antwoorden worden geformuleerd: 1 Wat is de bodemopbouw en in hoeverre is de bodem verstoord? Het veldonderzoek toont aan, dat er een esdek aanwezig is. Dit is echter verrommeld en gemengd met recent materiaal. Ook de bovenkant van het onderliggende zand is verstoord. De overgang naar het onderliggende zand (C-horizont) is geleidelijk en wordt veelal gevormd door een verrommelde laag van zand uit de C-horizont en het esdek. Hieruit kan worden geconcludeerd dat de kans om archeologische resten van enige waarde in situ aan te treffen zeer gering is. Daarom wordt aanbevolen het terrein vrij te geven voor de voorgenomen activiteiten. Mochten er tijdens de werkzaamheden onverhoopt archeologische resten aangetroffen worden, dient onverwijld het bevoegd gezag, de provinciaal archeoloog van Utrecht, te worden ingelicht. 2 Zijn er, in geval van een onverstoorde context, archeologica aanwezig? Uit het antwoord van bovenstaande onderzoeksvraag blijkt dat de bodemopbouw verstoord is. Derhalve is de kans op het in situ aantreffen van archeologische waarden minimaal.