In opdracht van de gemeente Culemborg heeft archeologisch onderzoeksbureau Becker & Van de Graaf bv in oktober 2008 een archeologisch bureauonderzoek en een Inventariserend Veldonderzoek (IVO) verkennende fase door middel van boringen uitgevoerd aan de Otto van Reesweg in Culemborg, gemeente Culemborg. De aanleiding voor dit onderzoek zijn geplande wegwerkzaamheden aan de Otto van Reesweg tussen de Vicarystraat en de Jan van Riebeeckstraat. Dit deel van de weg wordt tot een diepte van 0,5 m afgegraven. Daarnaast wordt aan de stoepzijde een verzamelrioolleiding aangebracht die in een circa 1 m brede sleuf op een diepte van circa 1,1 beneden het maaiveld komt te liggen. De geplande graafwerkzaamheden zullen zorgen voor een bodemverstoring tot een diepte van circa 0,5 of circa 1,1 m beneden het maaiveld. De kans bestaat dat eventueel aanwezige archeologische waarden hierdoor verstoord dan wel vernietigd zullen worden.
Het noordelijke en centrale deel van het plangebied liggen op de resten van de Schoonrewoerd stroomgordel die actief was tot in het Laat-Neolithicum. Het zuidelijke deel van het plangebied ligt op oeverwaldoorbraakafzettingen (crevasse-afzettingen) van de Hennisdijk stroomgordel, die actief was tot in de Midden-Bronstijd. In een deel van het centrale deel van het plangebied komt mogelijk een dik pakket komafzettingen voor die tussen beide stroomgordels is gelegen. Bij het veldonderzoek zijn de zandige crevasseafzettingen van de Hennisdijk stroomgordel aangetroffen. Mogelijk is van de Schoonrewoerd stroomgordel een opgevulde restgeul aangetroffen. De natuurlijke afzettingen lagen onder een pakket geroerde grond met een dikte van 1,2 m of meer. De in de boringen aangetroffen archeologische indicatoren zijn allemaal uit dit pakket afkomstig en zijn als groep te dateren in de Nieuwe tijd C.
Eventuele archeologische resten liggen onder het geroerde pakket, in de natuurlijke afzettingen, op een diepte van meer dan 1,2 m beneden het maaiveld. Eventuele archeologische resten anders dan losse vondsten liggen onder de onder het geroerde pakket gelegen voormalige bovengrond op een diepte van meer dan 1,4 m. Door de voorgenomen graafwerkzaamheden tot een diepte van circa 0,5 m en plaatselijk tot maximaal circa 1,1 m beneden het maaiveld worden daardoor naar verwachting eventuele archeologische waarden niet of nauwelijks bedreigd. Op basis van de resultaten van het Inventariserend Veldonderzoek wordt geadviseerd om geen vervolgonderzoek uit te laten voeren.
