In opdracht van Grondslag BV zijn in april 2009 een archeologisch bureauonderzoek en een Inventariserend Veldonderzoek (IVO) door middel van boringen uitgevoerd in verband met de geplande (her)ontwikkeling van het plangebied aan de Parallelweg in Kesteren, gemeente Neder-Betuwe, Provincie Gelderland. Het onderzoekskader betreft een aanvraag voor een bouwvergunning en bestemmingswijziging.
Bij het bureauonderzoek is informatie verkregen over bekende of verwachte archeologische waarden binnen het plangebied. Hieruit voortvloeiend is een specifieke archeologische verwachting opgesteld. Bij het inventariserend veldonderzoek met boringen is de gespecificeerde verwachting, die gebaseerd is op het bureauonderzoek, getoetst en aangevuld. Daarnaast is bij het veldonderzoek inzicht verkregen in de vormeenheden van het landschap in het plangebied, voor zover deze vormeenheden van invloed kunnen zijn geweest op de bruikbaarheid van de locatie door de mens in het verleden. Hiermee kan een inschatting gemaakt worden dat hoe groot de kans is dat er archeologische resten aanwezig zijn in het plangebied.
Bij het bureauonderzoek bleek dat het gebied een hoge verwachting heeft voor archeologische resten die te maken hebben met bewoning door de ligging op een stroomrug. De stroomrug was actief van circa 4000 tot 3290 jaar BP (circa, 2500 tot 1500 voor Chr.).Gezien de ouderdom van de stroomrug zijn archeologische resten vanaf het Laat-Neolithicum of de Vroege-Bronstijd te verwachten. Door de ligging aan de noordoever van een opgevulde verlaten geul (restgeul) zijn alleen in het noordelijke deel bewoningsresten te verwachten en in het zuiden vooral resten die te maken hebben met het gebruik van de restgeul, zoals visfuiken, beschoeiingsresten en afvaldumps. In de omgeving van het plangebied zijn vooral veel bewoningsresten uit de Romeinse tijd bekend. Uit het plangebied zelf zijn geen archeologische resten bekend.Eventuele archeologische resten zijn aanwezig onder de afdekkende siltige kleilaag die bij het veldonderzoek met boringen tot een diepte bleek te reiken 35 cm -mv in het noordelijke deel tot 110 cm -mv in het centrale en zuidelijke deel van het plangebied.
Bij het veldonderzoek met boringen bleek dat het centrale en zuidelijke deel van het plangebied - de delen waar bijna alle graafwerkzaamheden zijn gepland - op de plek van een inactief geworden geul van de stroomrug te liggen. Doordat bij veldonderzoek in het gehele plangebied geen archeologische indicatoren zijn aangetroffen die wijzen op archeologische waarden in de ondergrond maar vooral door de onaantrekkelijkheid voor bewoning van een dergelijk laaggelegen en vochtig gebied in het verleden en het eventuele gebruik van de geul dat extensief zal zijn geweest, moet de archeologische verwachting moet daarom worden bijgesteld naar een lage verwachting. Dat wil zeggen dat de kans op archeologische waarden in het plangebied klein is. Op basis van de resultaten van het veldonderzoek met boringen wordt daarom geadviseerd om geen vervolgonderzoek uit te laten voeren.
