Een archeologisch inventariserend veldonderzoek door middel van grondboringen op het Bodenterrein te Groningen (Gr.)

Doel van het onderzoek is het verkrijgen van inzicht in bekende en te verwachten archeologische waarden in en om het plangebied. Het inventariserend veldonderzoek (IVO) diende ertoe het voorgestelde verwachtingsmodel te verifieren en met veldwaarnemingen te completeren. Aan de hand van de op deze wijze verkregen gegevens wordt vastgesteld of er archeologische resten in het plangebied aanwezig (kunnen) zijn en wat de potentiele aard en omvang hiervan is. In de grondboringen is het zand gevonden op een diepte tussen 281 – 490 cm –NAP. Dit is behoorlijk dieper dan werd aangenomen door Kortekaas in het bureau-onderzoek. Op het zand zijn resten van veen gevonden, waarover een dik pakket klei is afgezet. In het zand zijn duidelijke resten van een oude bodem gevonden. Bij boorpunt 5 is een vage podzolbodem gevonden, en bij de boorpunten 3 en 6 mogelijke restanten. Overtuigender bodemvorming was zichtbaar in boring 16. De klei die op het veen is afgezet vertoont de typerende opbouw van een kwelderafzetting die regelmatig is overstroomd. Dit wordt geconcludeerd op basis van de vaak vele dunne zandlaagjes in de zwak tot matig siltige klei. De bovenste twee meter van de kleilaag tot aan het oppervlak is verrommeld. Dit is vermoedelijk de laag waarin zich de activiteiten van de Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd hebben afgespeeld. De lastige booromstandigeden maakten interpretaties omtrent sporen uit deze periode niet mogelijk. In een boring (15) is de oude stadsgracht aangetroffen. Tot op een diepte van 450 cm was in de boring grof geel zand aanwezig, waarschijnlijk het zand waarmee de gracht gedempt is. Deze bevindingen zijn in overeenstemming met de bevindingen van Groundtracer. Wat betreft eventuele prehistorische resten verdient de zuidwesthoek van het plangebied, ter hoogte van de boringen 7 en 16 – 18, de meeste aandacht. Het pleistocene zand ligt hier tussen de 280 – 350 cm (tabel 1). In boring 16 is onder een dunne veenlaag bodemvorming in het zand waargenomen. In boringen 17 en 18 is het veen geheel geerodeerd, maar wel bevinden zich in het zand nog enkele dunne veenrestantjes, die suggereren dat er niet veel dekzand verdwenen is. Wanneer bij werkzaamheden ter plaatse dieper dan 280 cm ontgraven moet worden, is verder onderzoek ter plaatse wenselijk. Dit zou in eerste instantie plaats kunnen vinden in de vorm van een proefsleuf vanaf boring 16 naar het hoogst waargenomen punt, boring 18 (afb. 4). Voor middeleeuwse resten en sporen uit de nieuwe tijd blijkt een booronderzoek in deze omstandigheden geen geschikte prospectiemethode. Wel is vastgesteld dat de bodem ter plaatse door de aanleg van de parkeerplaats verstoord is. Op de klei is geen spoor meer aangetroffen van een oude bouwvoor. Het geringe aantal boringen ter plaatse maakt het toch wenselijk de locatie van de Vrydemaweg door middel van proefsleuvenonderzoek nader te onderzoeken. Het zal dan gaan om een proefsleuf haaks op deze weg, tot enkele decimeters onder de bij de parkeerplaats behorende ophogingspakketten.

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-zsy-7sxj
PID https://nbn-resolving.org/urn:nbn:nl:ui:13-6jd-8y8
Metadata Access https://easy.dans.knaw.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=oai:easy.dans.knaw.nl:easy-dataset:33784
Provenance
Creator Archaeological Research en Consultancy; Buitenhuis, H.; Blom, drs M.C.
Publisher ARC bv
Contributor ARC bv
Publication Year 2008
Rights info:eu-repo/semantics/openAccess; License: http://creativecommons.org/publicdomain/zero/1.0; http://creativecommons.org/publicdomain/zero/1.0
OpenAccess true
Representation
Language Dutch; Flemish
Resource Type Dataset
Format CSV; application/pdf
Discipline Ancient Cultures; Archaeology; Humanities
Spatial Coverage (6.570 LON, 53.226 LAT); 07D; Bodenterrein; Groningen; Groningen; Groningen