RAAP heeft in december 2019 een archeologisch vooronderzoek in de vorm van een bureauonderzoek uitgevoerd voor twee locaties in het Visvijverbos in Lelystad waar watercompensatie gaat plaatsvinden in relatie tot werkzaamheden aan de A6.
In de diepere ondergrond van het tracé zijn twee niveaus aanwezig waar archeologische resten uit de prehistorie te verwachten zijn: het pleistocene dekzandlandschap en het holocene oeverwallandschap. Het dekzand valt ruim onder de diepte van de voorgenomen ingrepen. De diepte van het rivierduin- en oeverwallenlandschap met daarop mesolithische en neolithische resten –indien aanwezig- kan hierbinnen vallen. Ook dient opgemerkt te worden dat de oostelijke locatie (om die reden!) in een Provinciaal Archeologisch Kerngebied ligt. De westelijke locatie ligt deels in een zone met een hoge archeologische verwachting. Daarnaast bestaat er een kleine kans op de aanwezigheid van (delen) van scheepswrakken en een vergelijkbare kans op de aanwezigheid van vliegtuigwrakken.
Op basis van de resultaten van dit onderzoek blijkt dat in beide locaties mogelijke archeologische resten door de geplande ingrepen bedreigd worden. Daarom wordt aanbevolen om een verkennend booronderzoek uit te laten voeren met het doel vast te stellen of het holocene oeverwallenlandschap daadwerkelijk aanwezig is, en of dit binnen de verstoringsdiepte valt. Op die manier kan nader bepaald worden of, en zo ja waar, dit relevante archeologische niveau door de ingrepen wordt bedreigd. Waar dat het geval is, kan het booronderzoek worden uitgebreid naar een karterend onderzoek met als doel vaststellen of zich ook daadwerkelijk archeologische resten in de ondergrond bevinden. Een andere optie is om in plaats hiervan de werkzaamheden archeologisch te laten begeleiden (conform protocol IVO-proefsleuven).