Een terp op de schop - Olderhoofsterkerkhof

Vanaf het voorjaar 2005 tot het voorjaar van 2006 is grootschalige terponderzoek uitgevoerd op het Oldehoofsterkerkhof in Leeuwarden. Aanleiding voor dit onderzoek was de bouw van een parkeergarage aan de voet van de Oldehove. Bij de bouw van deze garage zou een groot deel van de terp, die als de oudste woonkern van het huidige Leeuwarden wordt beschouwd, verdwijnen. De opgraving vormt een vervolg op een onderzoek dat in 1968 en 1969 door de toenmalige Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek is uitgevoerd. Doel van het onderzoek was destijds het blootleggen van de funderingen van de St. Vituskerk. Een verrassing was dat hierbij ook sporen en vondsten van een onderliggende en nog onbekende terpnederzetting aan het licht kwamen. Om inzicht te krijgen in de opbouw en structuur van deze terp zijn verschillende proefsleuven tot in de natuurlijke ondergrond uitgegraven en gedocumenteerd. Een uitgebreider onderzoek was er – tot eind 2004 – nooit van gekomen. Het recente onderzoek is uitgevoerd in opdracht van de gemeente Leeuwarden en gefinancierd door de gemeente Leeuwarden, de provinsje Fryslân en het Rijk. Verantwoordelijk voor het veldwerk was ADC ArcheoProjecten (Amersfoort), in samenwerking met het Groninger Instituut voor Archeologie van de Rijksuniversiteit Groningen. De directievoering was in handen van Vestigia BV Archeologie en Cultuurhistorie. Om de archeologische en bouwkundige werkzaamheden goed te kunnen integreren, is het veldwerk gedurende een periode van anderhalf jaar in verschillende stadia uitgevoerd (december 2004–maart 2006). Na een inventariserend veldonderzoek naar de aantasting van de hoger gelegen terplagen is de terp in verschillende delen opgegraven, zodat steeds een deel van het Oldehoofsterkerkhof kon blijven functioneren als parkeerterrein. Tijdens het onderzoek is een oppervlak van in totaal 6.000 m2 onderzocht, waarbij drie tot negen vlakken per werkput zijn aangelegd. Vanwege de beperking in tijd en budget moest een keuze worden gemaakt uit de te onderzoeken archeologische resten. De nadruk lag hierbij in principe op de Vroege-Middeleeuwen, enerzijds omdat de verwachting was dat de middeleeuwse lagen relatief goed waren geconserveerd, en anderzijds omdat over vroeg-middeleeuws Friesland nog weinig bekend is. Tijdens de laatste opgravingscampagne in het zuidwestelijk deel van het Oldehoofsterkerkhof bleken sporen uit de Vroege-Middeleeuwen echter voor een groot deel al vergraven, maar waren sporen uit de Romeinse tijd juist volop aanwezig. Er is daarom voor gekozen ook deze resten uitgebreid te onderzoeken, zodat beide perioden uiteindelijk min of meer gelijke aandacht hebben gekregen. De vroegste Romeinse sporen concentreerden zich in de zuidwesthoek van het Oldehoofsterkerkhof, aan de rand van de opgraving. Twee elkaar oversnijdende sloten zijn aangelegd in de top van de kwelder. Deze horen bij activiteiten die zich meer richting het zuidwesten, buiten het opgegraven areaal hebben afgespeeld. Hoewel dateerbare vondsten ontbreken, vermoeden we op stratigrafische gronden dat deze oudste sporen dateren uit de tweede helft van de 1e eeuw na Chr. Het oudste huispodium ligt over deze sloten heen, maar bevindt zich ook aan de rand van het onderzochte gebied waardoor de oorspronkelijke omvang en vorm onduidelijk zijn. De meeste informatie hebben we over de Midden-Romeinse uitbreidingsfasen, waarin zich de oudste bewoningssporen bevinden. Het podium heeft in deze periode een opvallend smalle, langgerekte vorm en is NO-ZW georiënteerd. De breedte bovenop het platform bedraagt ca. 7 meter en de lengte minimaal 50 meter. Deze lengte is echter niet in één keer ontstaan, maar is een gevolg van meerdere uitbreidingen richting het noordoosten. Aan de hand van de greppels die in de verschillende fasen rond de kop van het podium zijn aangelegd, kunnen we concluderen dat ten minste drie fasen zijn vertegenwoordigd. Het ophogingsmateriaal bestaat uit plaggen die niet ver van de bewoningskern moeten zijn gestoken. Spectaculair was de aanwezigheid van goed geconserveerde houtresten van verschillende woonstalhuizen die elkaar grotendeels overlappen. Uit de vele middenstaanders en wandpalen zijn in totaal zes plattegronden herkend, waarvan er twee compleet genoeg zijn om iets over de bouwwijze te kunnen zeggen. Eén van deze gebouwen heeft een lengte van minimaal 31 meter. Het gaat om restanten van volledig drieschepige constructies met zware middenstaanders en opvallend licht uitgevoerde wanden van dunne, dichtgestelde wandpalen. Dat hiertussen twijgen waren gevlochten, tonen enkele restanten van vlechtwerk. Aan de zuidwestzijde van de gebouwen zijn binnenin resten van haaks op de wand georiënteerde stakenrijen aangetroffen. Deze worden geïnterpreteerd als wanden van stalboxen die aan weerszijden van een middengang lagen. Enkele ingangen zijn goed te herkennen, doordat ter plekke liggend hout is aangebracht; ze liggen waarschijnlijk op de grens van het stal- en woongedeelte. Er zijn verschillende haardplaatsen aangetroffen, zowel in het zuidwestelijke als in het noordoostelijke deel. De intacte haarden waren bekleed met aardewerkscherven. De waterputten lagen in de Romeinse tijd gedeeltelijk langs de rand van het podium, op delen die op dat moment onbebouwd waren. Buiten het podium is een verkaveling waargenomen met sporen van een vermoedelijke schuur en meerdere waterputten. De vondst van goed geconserveerde plattegronden uit de Romeinse tijd is voor Friesland bijzonder te noemen, omdat tot nu toe weinig bekend was over de huizenbouwtraditie uit de eerste eeuwen na Christus. Alleen van kleine huisterpen bij Wartena en Sneek zijn min of meer complete plattegronden bekend. De Romeinse kernterp wordt rond 300 na Chr. verlaten. Slechts enkele aardewerk scherven behoren tot potten die tot in de eerste helft van de 4e eeuw kunnen worden gedateerd. Rond het midden van de 5e eeuw strijken nieuwe bewoners neer op de voormalige Romeinse kernterp. Vanaf die periode is een verandering in de ruimtelijke indeling van de nederzetting en een wijziging in huizenbouwtraditie te zien. Vooral de nieuwe aardewerkvormen en nieuwe typen fibulae wijzen op een herkomst van de immigranten uit de Elbe-Weser-driehoek, Sleeswijk- Holstein en Jutland. Vanaf de 5e eeuw wordt de terp geleidelijk aan opgehoogd en uitgebreid. Opvallend voor de Karolingische periode is een 60-80 cm dik plaggenpakket dat in één keer over de terplagen uit de voorgaande perioden wordt opgeworpen. In de Vroege-Middeleeuwen bevinden de gebouwen zich in verschillende fasen bovenop en op de oostelijke flank van het voormalige huispodium uit de Romeinse tijd. Een verschil met de bouwwijze uit de Romeinse tijd is het gebruik van gestapelde plaggen als wand in plaats van vlechtwerk. Voorbeelden van goed geconserveerde plaggenhuizen in het Noord-Nederlandse terpengebied zijn schaars. We kennen voorbeelden uit Leens, Foudgum en Wijnaldum (‘type Leens’). Aan de hand van deze voorbeelden kunnen we concluderen dat er sprake moet zijn van drieschepige woonstalhuizen. Dit wordt ook bevestigd door een gedeeltelijk bewaard gebleven woonstalhuis in de zuidwest hoek van het Oldehoofsterkerkhof. Van een restant hout van één van de middenstaanders van dit gebouw kon de kapdatum worden vastgesteld: 510 ± 8 na Chr. Dit gebouw vormt daarmee het eerste woonstalhuis van het type Leens waarvoor een absolute datering beschikbaar is. Behalve het hier bovengenoemde gebouw zijn vele resten van gebouwen aangetroffen. De resten betreffen meestal niet meer dan de hoek van een gebouw bestaande uit plaggen. Middenstaanders ontbreken vrijwel altijd. Mogelijk heeft dit te maken met een bouwwijze waarbij de middenstaanders op stiepen zijn geplaatst. De best bewaard gebleven structuren zijn de hutkommen, kleine, deels in de grond ingegraven bijgebouwtjes. Hiervan zijn er in totaal zes blootgelegd, daterend uit de Merovingische en Karolingische periode. Een zevende hutkom is in 1968/69 opgegraven. Bij de vroegste voorbeelden bevinden de dakdragende palen zich aan de korte zijden, buiten de eigenlijke ingraving. Kenmerkend voor het jongere type is het ontbreken van dergelijke palen; het dak moet op de randen van de ingraving hebben gerust. De grootste hutkom van het jongere type was rondom met wanden van plaggen bekleed. Uit de Vroege-Middeleeuwen dateert ook een groot aantal waterputten. De meeste lagen in de noordelijke randzone van de terp. De putschachten hadden over het algemeen geen bekleding, maar in enkele gevallen wel een houten frame of een ton om instorten te voorkomen. Het meest spectaculair was een volledig met plaggen beklede put uit de Karolingische periode met een diepte van bijna 7 m. De aanwezige structuren en het grote aantal greppels en sloten geven een goed beeld van de ruimtelijke indeling van de woonerven uit de Vroege-Middeleeuwen. In ieder geval tot in de Karolingische periode zijn langgerekte, parallelle percelen herkenbaar, een patroon dat ook uit het middeleeuwse Foudgum bekend is. Van een radiaire structuur, zoals op grond van kadastrale kaarten voor middeleeuwse terpen wordt verondersteld, is nog geen sprake. Uit het onderzoek op de Oldehoofsterterp is gebleken dat er aan het begin van de 10e eeuw een functieverandering van de terp plaatsvindt: de boerennederzetting maakt plaats voor een religieus centrum. De oudst bewaarde sporen van de St. Vituskerk bestaan uit keienfunderingen die hebben behoord tot een tufstenen kerkgebouw, dat op z’n vroegst uit de late 10e eeuw dateert. We vermoeden dat er in de tussenliggende periode een houten voorganger op de terp aanwezig is geweest. Hiervan zijn echter geen sporen teruggevonden.

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-x95-s54v
PID https://nbn-resolving.org/urn:nbn:nl:ui:13-ek-rrgf
Metadata Access https://easy.dans.knaw.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=oai:easy.dans.knaw.nl:easy-dataset:177471
Provenance
Creator Dijkstra, J.; Nicolay, J.A.W.
Publisher ADC ArcheoProjecten
Contributor ADC ArcheoProjecten
Publication Year 2020
Rights info:eu-repo/semantics/openAccess; License: http://creativecommons.org/licenses/by/4.0; http://creativecommons.org/licenses/by/4.0
OpenAccess true
Representation
Language Dutch; Flemish
Resource Type Text
Format application/pdf
Discipline Ancient Cultures; Archaeology; Humanities
Spatial Coverage (5.791 LON, 53.203 LAT); Oldehoofsterkerkhof; Leeuwarden; Gemeente Leeuwarden; Friesland