Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennende fase: Ontsluitingsweg naar het bedrijventerrein Groote Haar te Gorinchem

Het onderzoek is uitgevoerd voor de aanleg van de ontsluitingsweg naar het geplande bedrijventerrein Groote Haar ten noorden van Gorinchem.

vervolgonderzoek noodzakelijk geacht in verschillende delen van het gebied. Op basis van de resultaten van het booronderzoek blijven zones over die een (middel)hoge verwachting behouden. Ook is een deel van het plangebied niet onderzocht, waar mogelijk ook nog (middel)hoge verwachtingszones voorkomen. De (middel)hoge verwachting ter plaatse van de (oevers van) crevasses geldt voor de periode Meso- en Neolithicum. Aangezien de eventuele resten uit het Meso- en Neolithicum verwacht worden, wordt een karterend booronderzoek uitgevoerd voor middelgrote tot grote nederzettingen uit de steentijd die zich kenmerken door een archeologische laag door middel van methode B2 uit de leidraad karterend onderzoek (Tol et al. 2012). Deze methode omvat boringen in een grid van 20 x 25 met een guts met een doorsnede van 3 cm. Bijkomend voordeel is dat de al gezette boringen dezelfde boordiameter hebben en het grid van 20 x 25 m over het gebruikte grid van 40 x 50 te leggen is. Hierdoor hoeven alleen extra boringen gezet te worden (vier rondom een boring met een bodem) en bestaande boorlocaties niet opnieuw uitgevoerd te worden. Van de 8 boringen met een bodemniveau zijn er 4 boringen (26, 185, 278 en 280) waarbij het potentiële archeologische niveau binnen (de bufferzone van) de maximale ontgravingsdiepte ligt. Als bij deze vier boringen dieper dan de aangegeven dieptes gegraven wordt of het plangebied tot de maximale ontgravingsdiepte onderzocht dient te worden, wordt vervolgonderzoek aanbevolen. Het advies is om rondom die 4 boringen het bodemniveau uit te karteren en te bepalen of er aanwijzingen zijn voor een archeologische vindplaats conform bovenstaande methode. Dit betekent dat er minimaal 16 karterende boringen nodig zijn (4 boringen per boringen met een bodemniveau). Als in een van de karterende boringen een bodemniveau voorkomt dient rondom die zone de kartering vervolgd te worden net zolang totdat geen bodemniveaus meer worden aangetroffen. Op basis van de resultaten van het booronderzoek kan nog geen betrouwbare uitspraak worden gedaan over de archeologische verwachting ter plaatse van de donk en de locatie met historische bebouwing. Bij de donk zou een eventueel archeologisch niveau dicht aan het maaiveld kunnen liggen en worden naast nederzettingen ook kampjes van jagers verzamelaars (vuursteenvindplaats) verwacht. Om een middelgrote vuursteenvindplaats aan te treffen met een matig hoge vondstdichtheid wordt geadviseerd om boringen met een diameter van 12 cm te zetten in een boorgrid van 13 x 15 m. Het opgeboorde rivierduin sediment wordt vervolgens gezeefd over 3 mm (methode A3, Tol et al. 2012). Tussen boring 302 en 303 zit een afstand van 50 m en de werkstrook is hier 20 m breed. Geadviseerd wordt om eerst na te gaan met 2 verkennende boringen of er een bodemniveau aanwezig is. Indien er een bodemniveau aanwezig is binnen 1,8 m (max. ontgravingsdiepte + 30 cm buffer) wordt geadviseerd de donk uit te karteren conform bovenstaande methode. Dit zou dan resulteren in maximaal 5 karterende boringen. Aangezien de donk al is opgenomen in het ontwerp voor de op- en afrit wordt de kans klein geacht dat planaanpassing mogelijk is. Als rondom de historische bebouwing werkzaamheden plaatsvinden dan wordt geadviseerd om een raai van drie verkennende boringen te zetten. Één in het midden van de verwachte bebouwing (erf van ca. 20 m breed) en een boring 30 m ten oosten en westen langs het pad. Zo kan nagegaan worden of de bodemopbouw ter plaatse van de verwachte bebouwing afwijkt van de omliggende regio. Indien de bodemopbouw gelijk is zal de aanleg van het pad het archeologische niveau verstoord hebben. Als de bodemopbouw afwijkt, is dit een indicatie dat er nog archeologische resten kunnen zitten. Een groot deel aan de oostzijde van het plangebied kon niet onderzocht worden vanwege het ontbreken van betredingstoestemming. Als deze zone nodig blijkt voor de ontwikkeling van de ontsluitingsweg wordt daar alsnog geadviseerd een verkennend booronderzoek uit te voeren als er graafwerkzaamheden plaatsvinden die dieper gaan dan 1,0 m –mv. Daarnaast wordt erop gewezen dat in het bovenstaande advies is uitgegaan van een maximale ontgravingsdiepte van 1,5 m. Wanneer diepere graafwerkzaamheden nodig zijn dan zal de noodzaak voor aanvullend archeologisch onderzoek moeten worden getoetst aan de advieskaart.

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-xhy-78fd
PID https://nbn-resolving.org/urn:nbn:nl:ui:13-ifl1-bb
Metadata Access https://easy.dans.knaw.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=oai:easy.dans.knaw.nl:easy-dataset:67196
Provenance
Creator Klooster, E. Van der
Publisher Archeodienst BV
Publication Year 2016
Rights info:eu-repo/semantics/openAccess; License: http://creativecommons.org/publicdomain/zero/1.0; http://creativecommons.org/publicdomain/zero/1.0
OpenAccess true
Representation
Language Dutch; Flemish
Resource Type Text
Format application/pdf
Discipline Ancient Cultures; Archaeology; Humanities
Spatial Coverage (4.956W, 51.857S, 4.969E, 51.876N); Hoogblokland; Zuid-Holland; Hoornaar; Gorinchem; Gemeente Giessenlanden; Gemeente Gorinchem; Het Oudland; Polder Kort-Scheiwijk; Polder LangScheiwijk; Hoge Giessenpolder