ADC ArcheoProjecten heeft in april en mei 2018 een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd op de locatie Parallelweg 2 te Alblasserdam, gemeente Alblasserdam. De aanleiding van het onderzoek is de voorgenomen herontwikkeling van de schoollocatie. Op basis van het bureauonderzoek is een gespecificeerde verwachting opgesteld. Hieruit volgt dat in de diepe ondergrond zich mogelijk een uitloper van een rivierduin bevindt. In de top van het duinzand moet daarom rekening gehouden met archeologische resten vanaf het Laat-Paleolithicum tot en met het Mesolithicum. Op de flanken van een rivierduin heeft zich in eerste instantie een veenmoeras ontwikkeld dat later in verschillende fases is verdrongen door invloed van uitlopers van rivieren en mogelijke kreeksystemen. Eventuele afzettingen van het rivierduin kunnen verwacht worden op 8 tot 10 m –mv en zijn afgedekt door veen- en rivierklei. Op basis van de beschikbare gegevens wordt verwacht dat oeverafzettingen van de Alblas en mogelijk oudere nabijgelegen rivier- of kreeksystemen zich in de ondergrond bevinden, ingebed in dikke veenlagen Er is een kans op aanwezigheid van restanten uit de Romeinse tijd tot en met de Vroege Middeleeuwen. Resten uit de Romeinse tijd en Vroege Middeleeuwen kunnen gerelateerd zijn aan nederzettingsterreinen en zullen zich manifesteren in de vorm van een cultuurlaag of een veraarde veenlaag. Eventuele grondsporen (uitgezonderd diepe paalsporen, waterputten et cetera) zullen zich tot een halve meter in de natuurlijke ondergrond bevinden tot maximaal 1 m – mv. Uit het beschikbare kaartmateriaal is geen directe aanwijzing voor bewoning tot halverwege de 20e eeuw. Het is echter niet uit te sluiten dat bewoning samenhangend met de eerste ontginningen in de Middeleeuwen is ontstaan en in latere periodes niet voortgezet is. Om de kans op de aanwezigheid van archeologische resten te bepalen is vooral het verwerven van inzicht in de bodemopbouw en de mate van intactheid van belang. Hiertoe is een inventariserend veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek uitgevoerd. Tot een diepte van – 5,8 m NAP is geen rivierduin aangetroffen. Deze is mogelijk dieper nog wel aanwezig, maar het zal dan gaan om een lager gelegen flank van een rivierduin. Daarboven bevindt zich veen dat is ontstaan in het moerasgebied tussen de kust en de rivieren vanaf de Bronstijd tot en met de Romeinse tijd. Er zijn geen aanwijzingen dat het veen gedurende deze periode hier is drooggevallen of dat zich een bewoonbaar oppervlak heeft gevormd. Er zijn afzettingen gevonden die duiden op de aanwezigheid van kleinschalige getijdenkreken. Afgezien van enige rijping in boring 6 zijn hier geen aanwijzingen aangetroffen die er op duiden dat de top van de kreekafzettingen lang aan het oppervlak heeft gelegen. De afzettingen van de Alblas die aan het begin van de Vroege Middeleeuwen is ontstaan zijn in het gebied opgenomen in de verstoorde bovengrond of niet aanwezig geweest.
