In 1933 moest deze Rotterdamse jongeman - nog voordat hij zijn mulo af had - gaan werken als jongste bediende bij een advocatenkantoor. In het voorjaar van 1939 kwam hij op voor militaire dienst in Rotterdam en ervoer dat als een soort schoolreisje. Hoe anders zag zijn wereld er een jaar later uit! In juni 1940 werd zijn rechteronderbeen geamputeerd en kreeg hij vanuit het ziekenhuis een houten been mee naar huis, gezaagd uit een vlaggenstok. Zijn verwondingen liep hij op in Boxmeer, in de meidagen van 1940.