Tijdens de archeologische begeleiding is vastgesteld dat binnen het onderzochte deel van het plangebied grondsporen, muurwerk en een ophogingslaag uit de 18-19e eeuw aanwezig zijn. Binnen het plangebied zijn geen vondstconcentraties aanwezig wel zijn er losse vondsten aangetroffen. Het betreft acht (fragmenten van) bakstenen, acht fragmenten aardewerk, twaalf metaalslakken, negen sterk gecorrodeerde fragmenten metaal, één fragment bot, één verbrand brok leisteen, een muurhaak en een muuranker. De resten die bewaard zijn gebleven zijn met uitzondering van enkele gecorrodeerde metaal vondsten en een stuk bot goed geconserveerd.
Het aardewerk betreft losse scherven die dateren vanaf de 17e eeuw tot en met de 19e eeuw. De kloostermoppen zijn ouder en stammen uit de 14e - 15e eeuw. Het slakmateriaal stamt mogelijk uit de Middeleeuwen maar het is waarschijnlijker dat dit later is aangevoerd. De datering van de vindplaats moet als boerderijcomplex en binnen de historische context in de 18e-19e eeuw worden geplaatst.
In werkput 2 (bouwput voor de woning) is een grootschalige verstoring aanwezig. Deze verstoring reikt tot in de top van de verrommelde kleilaag (Laag van Wijchen) en/of de ophogingslaag uit de 19e eeuw. Door deze verstoring is het muurwerk van een mogelijke oudere fase en een recenter bijgebouw van de boerderij slechts deels intact aangetroffen.
Op basis van dit onderzoek kan niet worden uitgesloten dat in de directe omgeving nog restanten van een mogelijke voorganger van De Weem uit de 15e eeuw of oudere resten aanwezig zijn. Deze zijn met uitzondering van de hergebruikte kloostermoppen en het eventueel oudere slakmateriaal niet aangetroffen. Mogelijk is een dergelijke vindplaats buiten de zone van de voormalige bebouwing en de daarmee samenhangende verstoringen beter bewaard gebleven.