Archeologische begeleiding en proefsleuvenonderzoek Knooppunt Neerbosch Perceleringssloten uit de 18e - 19e eeuw, Archeologische Berichten Nijmegen - Briefrapport 190

Geomorfologie: dagzomende Pleniglaciale (Midden-Weichselien) rivierterrasafzettingen

Algemene vragen

  1. Waaruit bestaan de archeologische resten (sporen, structuren en vondsten)?? De sporen bestaan uit een drietal bodems van greppels?/?sloten, respectievelijk in werkput 2 en 3. Van deze greppels is slechts de bodem bewaard gebleven. De overige sporen bestaan uit ophogingslagen die opgebracht zijn in de nieuwe tijd C (1975-1985). Uit deze recente ophogingslagen zijn vooral metaalvondsten en wat aardewerk verzameld. De metaalvondsten en ook het aardewerk zijn afkomstig uit de nieuwe tijd B-C. Ook is visueel vastgesteld dat de ophogingslagen bestonden uit plastic, blikjes, moderne klinkers et cetera.

  2. Wat is de aard, datering, kwaliteit en omvang van de archeologische resten en tot welk complextype kunnen ze worden gerekend?? De drie greppels dateren uit de nieuwe tijd B. Op grond van het historisch kaartmateriaal wordt een aanleg in de late 18e - begin 19e eeuw mogelijk geacht. De greppels zijn vervolgens in de recente tijd (1975-1985) vergraven. De oriëntatie van de greppels is mogelijk nog terug te voeren op ontgin-ningsassen uit de late middeleeuwen (ontginning Lindenholt). De sporen behoren tot het complextype infrastructuur (IPER). De sloot in werkput 2 kan op grond van het historisch bekend kaartmateriaal (fig. 9) geïnterpreteerd worden als zuidoost-noordwest georiënteerde weggreppel. De naam van de weg, die aanlijnt op de huidige Scherpenkampweg is onbekend. De overige 2 zuidwest-noordoost georiënteerde greppels worden als perceleringsgreppel geïnter-preteerd. De oriëntatie van deze greppels is nog te herkennen op in de percelering van 1832 en een luchtfoto uit 1936. De kwaliteit was matig, want slechts de bodemlaag was bewaard gebleven.

  3. Wat is de aard en de datering van de diverse bodemlagen en wat is hun begrenzing in zowel het verticale als het horizontale vlak?? In het hele onderzoeksgebied zijn recente ophogingslagen (periode 1975-1985) aangetroffen. Ook zijn 3 tot 4 meter dikke zandpakketten ten behoeve van het verkeersplein Neerbosch (1980-1985) aangetoond. Op grond van het archeologisch onderzoek en op grond van bekende luchtfoto's is vastgesteld dat met de aanleg van de wijk Lindenholt (vanaf 1977 tot ca. 1985) en de bijbehorende verkeersinfra-structuur het agrarische landschap rigoreus is gewijzigd. Bestaande boomgaarden zijn verbrand en gerooid, kassen zijn gesloopt en akkers?/?weilanden met sloten zijn vergraven. Ook zijn diverse histori-sche boerderijen gesloopt. De natuurlijke bodemopbouw is ten gevolge hiervan geheel afwezig. Er is geen intacte B-horizont aanwezig. Ook zijn geen cultuurlagen gezien. Direct onder de recente bouwvoor en ophogingslagen (1975-1985) lagen de dagzomende grindige rivierafzettingen van de formatie Kreftenheye.

  4. Wat is de relatie tussen de aangetroffen resten, de vastgestelde stratigrafie, de bodemgesteldheid en het landschap (geomorfologie en reliëf)?? Deze relatie kon niet vastgesteld of onderzocht worden.

  5. Wat is de exacte locatie van de archeologische resten?? Zie de figuren 8 en 9. Weggreppel S2.1?/?2,2 lag op grond van een gegeorefereerde10 projectie op de kaart uit 1752 parallel aan een (onbekende) zuidoost-noordwest georiënteerde veldweg. De andere twee greppels lagen in werkput 3 en waren georiënteerd op een verkavelingstructuur die meer (kadastrale kaart 1832) uit het eind van de 18e of het begin van de 19e eeuw lijkt te dateren.

  6. Zijn er fossiele akker-of cultuurlagen aanwezig?? Nee, deze waren volledig afwezig.

  7. Wat is de conservering of gaafheid van de verschillende materiaalcategorieën, inclusief archeo-botanisch en zoölogisch materiaal?? De conservering en gaafheid van het metaal en aardewerk was matig tot slecht. Er is geen zoölogisch materiaal aangetroffen.

  8. Is er een relatie tussen de landschappelijke ligging (geomorfologie, reliëf en bodem) en de con-servering van de archeologische resten?? Deze relatie kon niet vastgesteld of onderzocht worden. Uit het onderzoek blijkt dat het gebied in de periode 1975-1985 behoorlijk vergraven is. Hierdoor waren de weinige archeologische sporen aan de bovenzijde afgetopt. De aangetroffen bodems van de drie greppels uit de 18e-19e eeuw (nieuwe tijd B) lagen (zie ook vraag 9) wel op dezelfde NAP-hoogte.

  9. Wat is de diepte (t.o.v. maaiveld) en de hoogteligging (t.o.v. NAP) van de archeologische resten?? De archeologische resten lagen gemiddeld op 7,45 m +NAP. De 2 greppels in werkput 3 lagen slechts 30-40 cm onder de recente bouwvoor (grasland). In werkput 2, gelegen onder de metersdikke opho-gingspakketten van het verkeersplein, lag de greppel eveneens op ca. 7,40 m +NAP.

  10. Wat is de relatie tussen de aangetroffen archeologische resten en de andere vindplaatsen buiten het plangebied?? Tijdens het proefsleuvenonderzoek op de Meeuwse Acker11, direct ten zuidwesten gelegen van het onderzoeksgebied, zijn bewoningssporen zoals greppels, kuilen, uitbraaksporen aangetroffen die hoofdzakelijk terug te voeren zijn tot in de 18e eeuw, alhoewel hierbij opgemerkt moet worden dat er ook aanwijzingen zijn voor bewoning daterend in de 15e-16e eeuw.12 De aangetroffen sporen zijn terug te voeren op het 18e-eeuwse historische landschap zoals weergegeven op figuur 8. Op de Meeuwse Acker was weliswaar ook sprake van afgetopte bodemprofielen, maar hier werden plaatselijk nog wel intacte cultuurlagen uit de nieuwe tijd B aangetroffen.

  11. Wat is de historische context van de archeologische resten?? In de late middeleeuwen lag het onderzoeksgebied in een ontginningsgebied. Zo is er een oorkonde - een zogenaamde cope-brief - uit 1300 overgeleverd, waarin graaf Reinoud I van Gelre toestemming verleende om de bossen Honicholt en Lindenholt te ontginnen.13 Over het agrarische gebied dat daar-bij ontwikkeld werd, moest aan de landheer erfpacht betaald worden (tiendblokken). De aangetroffen sloten uit het 18e-eeuwse landschap zijn terug te voeren op ontginnningsassen uit de late middeleeu-wen. In de jaren 1921-1927 werd het Maas-Waalkanaal dwars door het agrarische gebied heen ge-graven wat de eerste grote verandering (ontwikkeling industrie) was. Echter de grootste landschappe-lijke verandering vond plaats in 1975-1985. In deze periode werd de oude structuur van het landschap grootschalig gewijzigd ten behoeve van woningbouw, o.a. de wijk Lindenholt en de verdere ontwikkeling van het bedrijventerrein Westkanaaldijk.

Waardering: Bij het onderzoek zijn in totaal 3 werkputten aangelegd. Uit het onderzoek is gebleken dat zich op een diepte vanaf 7,40 m +NAP een drietal afgetopte archeologische sporen (sloten?/?greppels) uit de nieuwe tijd B bevonden. Waarschijnlijk is dit gebeurd toen het plangebied in de periode 1975-1985 werd ontwikkeld voor woningbouw met bijbehorende in-frastructuur. Ten gevolge hiervan is plangebied volledig vergraven en afgetopt en ter plaatse van het verkeersplein met meters dikke pakketten grond opgehoogd.

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-zeb-aec7
PID https://nbn-resolving.org/urn:nbn:nl:ui:13-c1-c4j4
Metadata Access https://easy.dans.knaw.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=oai:easy.dans.knaw.nl:easy-dataset:158244
Provenance
Creator Roode, F. de
Publisher gemeente nijmegen
Contributor Nijmegen, GEMEENTE; gemeente Nijmegen (gemeente Nijmegen)
Publication Year 2020
Rights info:eu-repo/semantics/openAccess; License: http://creativecommons.org/licenses/by/4.0; http://creativecommons.org/licenses/by/4.0
OpenAccess true
Representation
Language Dutch; Flemish
Resource Type Dataset
Format application/pdf; image/jpeg; text/xml; Acrobat PDF; Microsoft Office; Mapinfo
Discipline Ancient Cultures; Archaeology; Humanities
Spatial Coverage (5.801 LON, 51.836 LAT); Netherlands