Aan het begin van de Laat

Voor de bouw van een nieuwe winkel werden in 1998 panden gesloopt op een langgerekt terrein aan de noordzijde van de Laat, net ten oosten van de Koorstraat, tot aan de Augustijnsteeg. De vindplaats ligt direct ten zuiden van een opgravingsterrein van E.H.P. Cordfunke uit 1976 bij Langestraat 105- 107. Het terrein is door de gemeente opgegraven onder leiding van Peter Bitter. Na de opgraving zijn de beerputvondsten geïnventariseerd door Rob Roedema. Voor de uitwerking van de vondsten werd in 2000 Andelko Pavlovic (destijds werkzaam bij firma Jacobs en Burnier uit Amsterdam) ingehuurd. Hij inventariseerde alle andere vondsten en maakte een eerste periodisering van de grondsporen. Door tijd- en geldgebrek kwam het echter toen niet tot afronding. Na de uitwerking van de opgraving aan de overzijde zuidelijk van de Laat uit 2008 (08LAA) is besloten om ook dit oude project af te ronden omdat de gegevens goed op elkaar aansluiten.

De oudste bewoningsresten in de opgraving (periode 1) dateren uit de Romeinse tijd, vermoedelijk de 2de en/of 3de eeuw. De vindplaats ligt op de rand van de Oude Duinen, op de overgang van het zand en veengebied. Hier is er een afwisseling van veenvorming en zandverstuivingen geweest. In deze gelaagdheid (‘spoor 1A’) zijn diverse potscherven gevonden, maar slechts weinig sporen behalve een kuiltje (spoor 1B) aan de noordoostkant van de opgraving en twee kuilen dor de veenlaag heen (sporen 1C en 1D) aan de zuidkant. Na de romeinse periode is het terrein overstoven met geel zand, minstens een halve meter. Hierop is vanaf de eerste helft van de 10de eeuw, mogelijk eind 9de eeuw maar waarschijnlijk niet eerder, bewoning geweest (periode 2). Van deze bewoning zijn een handvol kuilen en een greppel gevonden. Greppels zijn er ook uit de daarop volgende 3 eeuwen. Het zijn waarschijnlijk deels rechtuit lopende erfgreppels en deels wat grillig gebogen greppels die vermoedelijk waren gegraven als ‘drupgoten’ onder de dakrand van huizen met rieten daken. Er zijn dermate veel greppels gegraven, dat hierdoor erg veel sporen uit eerdere perioden zijn oversneden en opgeruimd. Van de huizen is in het algemeen dan ook niet veel gevonden. In de zuidwesthoek van de opgraving zijn 12de-eeuwse haakse greppels gevonden met geheel vlakke bodem, gevuld met onder andere veel huttenleem. Het zullen de wandgreppels zijn van een huis met vakwerkwanden, die bij de afbraak uit de grond kunnen zijn getrokken. De veronderstelde erfgreppels lopen steeds in oost-west richting en zouden kunnen worden gezien als de noord- en zuidgrens van een erf van ongeveer 35-40 meter breed. De jongste greppels zijn nog 13de-, mogelijk zelfs nog begin 14de-eeuws. Vanaf de 14de eeuw krijgen de meeste sporen duidelijk het karakter van achtertuinen: een sloot achterlangs Koorstraat 27-31, mogelijk nog een paar huizen verder zuidwaarts (spoor 5A), die maar enkele decennia heeft bestaan en tal van waterputten, afvalkuilen en niet nader verklaarbare kuilen. Langs de Augustijnsteeg is mogelijk al in de 15de eeuw de eerste bebouwing ontstaan - hiervan is alleen de onderkant van een keldertje gevonden. In het tweede kwart van de 16de eeuw wordt de steeg herontwikkeld. Het is eerst iets afgegraven - waardoor alleen de onderkant van die kelder er nog was - en daarna wordt er een huis neergezet. Mogelijk was de plek nogal drassig, want er is in een ongeveer rechthoekig gebied een reeks kuilen gegraven en opgevuld met mortel en puin. Precies op deze plek staat op de kaart van Drebbel in 1597 langs de Augustijnsteeg een rechthoekig pand, gesplitst in twee woningen met elk een eigen omheinde achtertuin. Door de 20ste-eeuwse huizenbouw zijn van de panden aan de Laat geen funderingen meer gevonden. Wel zijn er twee riolen en twee beerputten uit de 16de en 17de eeuw gevonden die ermee verband houden, plus een paar kelders. Als we deze combineren met de huizen die zijn getekend op twee kaarten (Drebbel 1597, gevelbeelden-kaartjes ca 1660-1673) kan de omvang en hoofdvorm worden gereconstrueerd van de panden bij Laat 212 en Laat 210/208 in die tijd. Achter Laat 212 stond in het achterterrein nog een huisje, ongeveer achter Koorstraat 39 of 37. In de achtertuinen zijn verscheidene vondstcomplexen van huisraad uit de 16de-18de eeuw opgegraven, in beerputten, riolen en afvalkuilen. Enkele vondstcomplexen zijn te verbinden aan de huizen, maar voor een aantal is er keuze uit twee of meer opties. Het afval geeft een impressie van het serviesgoed dat in deze huizen gebruikt kan zijn. Er bevinden zich enkele bijzondere vondsten bij. Een afvalkuil uit het midden van de 16de eeuw (7M), te verbinden met ofwel Koorstraat 29 ofwel het huis Augustijnsteeg-west, bevatte onder andere een fragment van een donkerblauw geglazuurde majolica kan (‘Malling jug’), een zeldzaam stuk van mogelijk Antwerpse origine. Een eveneens midden-16de-eeuwse afvalkuil (7P), midden tussen de Koorstraat en Schoutenstraat en op enige afstand achter de Laat, kan niet nader aan een adres worden verbonden. Hieruit komt onder andere een bijzondere majolica beker. Een ronde beerput (spoor 8A) kan behoren bij ofwel Laat 210/208, of wel bij het huisje op het achterterrein achter Laat 212. De vondsten, uit de late 16de tot derde kwart 17de eeuw, zijn in het algemeen passend bij een gemiddeld huishouden. Er zit onder meer wat eenvoudig glaswerk in. Het meest bijzonder zijn een kom en twee kopjes van vroeg-17de-eeuws Chinees kraakporselein - overigens wordt dit soort materiaal in Alkmaar wel vaker gevonden in een modaal huis en niet alleen bij de rijksten. Een tweede beerput achter Koorstraat 37 (spoor 8B) bevatte enkele laat 16de- of vroeg-17de-eeuwse vondsten. Ook hierbij bevindt zich kraakporselein. Het glaswerk omvat niet alleen eenvoudige drinkglazen maar ook een fraaie vetro-a-fili beker. Deze vondsten, hoewel in klein aantal, wijzen op een huishouden met (ook) kostbaar serviesgoed. In de grond waarmee de beerput in de 18de eeuw is gedempt, zat ook een zeldzame 17de-eeuwse kom van gemarmerd Italiaans aardewerk - het is echter niet zeker dat dit stuk ook uit dit huishouden komt. Tenslotte is er een riool van het huis Laat 212 (spoor 9F) waaruit een verzameling vondsten uit de tweede helft 17de eeuw komt. Het betreft vooral tafel- en drinkgerei, hoofdzakelijk van eenvoudige makelij en flink versleten. Ook het glaswerk is doorsnee, met uitzondering van een bijzonder kostbaar gegraveerd fluitglas. Uit schriftelijke bronnen blijkt dat Laat 212 begin 18de eeuw als annex bij Koorstraat 39 behoorde. Het dure glas zal hoogst waarschijnlijk wel van de welgestelde bewoners van de Koorstraat zijn geweest. Voor het andere materiaal zijn verschillende interpretaties mogelijk, zoals gebroken vaatwerk van de bewoners van Laat 212 voor de annexatie, of eigen huisraad van inwonend huispersoneel bij Koorstraat 39.

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-z8r-dprf
PID https://nbn-resolving.org/urn:nbn:nl:ui:13-zh4e-nw
Related Identifier https://doi.org/10.17026/dans-zt7-dasp
Related Identifier https://doi.org/10.17026/dans-z4q-6mxd
Metadata Access https://easy.dans.knaw.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=oai:easy.dans.knaw.nl:easy-dataset:63169
Provenance
Creator Bitter, P.
Publisher Gemeente Alkmaar
Contributor Pavlovic, A; Roedema, R; Duco, D.H.; Gemeente Alkmaar
Publication Year 2016
Rights info:eu-repo/semantics/restrictedAccess; DANS License; https://dans.knaw.nl/en/about/organisation-and-policy/legal-information/DANSLicence.pdf
OpenAccess false
Representation
Language Dutch; Flemish
Resource Type Dataset
Format application/pdf; image/jpeg
Discipline Ancient Cultures; Archaeology; Humanities
Spatial Coverage (4.744 LON, 52.631 LAT); Laat 212 en 210/208; Alkmaar; Gemeente Alkmaar; Noord-Holland