ADC ArcheoProjecten heeft in januari en februari 2019 een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd op de locatie Claudius Civilislaan te Vlaardingen, gemeente Vlaardingen. Aanleiding van het onderzoek is de gedeeltelijke sloop van het bestaande schoolgebouw en de geplande nieuwbouw bouw van een sporthal, alsmede de herinrichting van een deel van de sportvelden op deze locatie. Doel van het onderzoek is vast te stellen of de werkzaamheden kunnen leiden tot aantasting van eventueel aanwezige archeologische waarden. Het bureauonderzoek was erop gericht om voor het plangebied de bekende archeologische waarden te inventariseren en een verwachting op te stellen ten aanzien van onbekende archeologische waarden. Het veldonderzoek had tot doel inzicht te krijgen in de vormeenheden van het landschap en het toetsen en nader aan scherpen van de gespecificeerde archeologische verwachting. Op basis hiervan is een advies gegeven over de noodzaak van eventueel vervolgonderzoek. Op basis van het bureauonderzoek golden de volgende archeologische verwachtingen: - een hoge verwachting voor vindplaatsen uit het Mesolithicum, het Neolithicum, de IJzertijd en de Romeinse tijd; - een lage verwachting voor vindplaatsen uit de Bronstijd, de (Late) Middeleeuwen en de Nieuwe tijd; - een onbekende verwachting voor vindplaatsen uit het Laat-Paleolithicum. Teneinde bovengenoemde verwachtingen te toetsen en aan te vullen is in het plangebied een verkennend booronderzoek uitgevoerd. Het verkennend booronderzoek verschafte inzicht in de geologische en bodemkundige opbouw van het plangebied. Aan de basis bevonden zich estuariene afzettingen, waarvan de top is aangetroffen tussen 3,8 en 5,6 m -mv (6,0 en 6,9 m -NAP). Deze zijn afgedekt door een dunne veenlaag (0,5 tot 0,8 m dik) die naar boven toe overgaat in wad- of lagunaire afzettingen. De top van de wadafzettingen is aangetroffen tussen 3,3 en 4,5 m -NAP (1,9 en 3,3 m -mv). De laag gaat naar boven toe veelal abrupt over in een tweede organisch pakket dat bestaat uit rietveen. De totale dikte van dit tweede veenpakket varieert van 0,1 tot 0,6 m. Het veen wordt afgedekt door een dunne laag humeuze, kalkloze klei, die naar boven toe een meer gelaagde en heterogene opbouw krijgt. Het betreft jonge getijdenafzettingen die geïnterpreteerd zijn als kwelderafzetting. Waarschijnlijk omvat dit pakket ook de middeleeuwse dekafzettingen ('Vlaardingendek'). Het noordoostelijk deel van het plangebied (boringen 13 en 14) heeft een afwijkende opbouw. Hier hebben geulafzettingen zich tot minimaal 5 m -mv ingesneden in de onderliggende lagen. Voor alle boringen geldt dat de bovenzijde van de jonge getijdenafzettingen op wisselende dieptes scherp over gaat in een verstoorde laag. De verstoringsdiepte varieert van 0,3 tot 1,3 m -mv (1,7 tot 2,7 m -NAP). Tijdens het booronderzoek zijn in geen van de boringen archeologische indicatoren waargenomen. Evenmin zijn aanwijzingen gevonden voor aanwezigheid van archeologische lagen. Indien de bodemingrepen beperkt blijven tot 1,0 m -mv (ca. 2,3 m –NAP0 is de kans zeer klein dat eventueel aanwezige archeologische resten worden verstoord. In dat geval is het plangebied voldoende onderzocht. Ten aanzien van de verstoring door funderingspalen, hanteert de gemeente Vlaardingen het uitgangspunt dat een maximale verstoringsgraad van 5% wordt toegestaan.