IVO boor n.a.v. BO door Hazenberg, i.h.k.v. de voorgenomen herontwikkeling van het gebied. Op de onderzoekslocatie werden oude duinzanden aangetroffen. In een aantal boringen
(1, 4, 8 – 10, 14) werd hierop een tot 80 cm dikke akkerlaag aangetroffen,
al dan niet afgedekt door een pakket opgebracht zand. In de boringen waar geen
eerdlaag werd aangetroffen is het bodemprofiel tot een diepte van ten minste 70 cm
vergraven. Voor het hele terrein geldt dat de bodem tot een diepte van 60 `a 220 cm
–mv is vergraven, dan wel verploegd (zie afb. 3). Hierdoor is de kans zeer klein
dat er nog intacte sporen uit de periode vanaf de Late Bronstijd aanwezig zijn. Er
zijn geen aanwijzingen voor een overstoven maaiveldniveau uit het Neolithicum of
de Vroege- en Midden-Bronstijd; hiermee is de kans klein dat er sporen uit deze
periode aanwezig zijn op de onderzoekslocatie.