Etten-Leur De Streek-II te Etten-Leur

Uit het bureauonderzoek is gebleken dat het onderzoeksgebied zich bevindt in het westelijk deel van het dekzandgebied van Noord-Brabant, op een terraswelving die bedekt is door dekzand. Het terrein lag mede door de afzetting van het dekzand wat hoger en had, vergeleken met de directe omgeving, een relatief goede ontwatering waardoor het relatief droog was. Dergelijke hogere drogere gebieden vormden aantrekkelijke vestigingsgebieden aangezien men droog kon wonen en met de verscheidene beekjes in de omgeving ook zoetwater voorhanden had. Het dekzandoppervlak was in principe bewoonbaar vanaf het Laat-Paleolithicum. Er kunnen dus resten uit alle archeologische periodes vanaf het Laat-Paleolithicum worden verwacht. Bewoningssporen vanaf het Laat-Paleolithicum tot aan het ontstaan van het esdek kunnen door de afdekking met het esdek goed bewaard zijn gebleven. Op basis van het bureauonderzoek heeft het onderzoeksterrein landschappelijk gezien een hoge archeologische verwachting op het aantreffen van archeologische waarden.

Uit het booronderzoek is echter gebleken dat circa 60% (deelgebied Zundertseweg) tot 80% (deelgebied AZC) van de bodem (recentelijk) is verstoord. Hierbij is het gehele esdek en ook de top van de onderliggende bodem tot in de C-horizont verstoord, wat tot uiting komt in brokken C-materiaal in het esdek en de scherpe overgang tussen het esdek en de C-horizont. Het betreft derhalve een verstoord esdek waarbij ook het oorspronkelijke bodemprofiel onder het esdek is verstoord (er zijn geen uit- en inspoelingslagen aangetroffen). Dit is juist de bodemlaag die archeologisch gezien relevant is, aangezien het een oud oppervlak vertegenwoordigt waarop mogelijk is gewoond. Door de verstoring van deze bodemlaag zullen eventuele archeologische resten niet meer in oorspronkelijke ligging (in situ) aanwezig zijn. Theoretisch zouden op deze verstoorde locaties nog diepe bewoningssporen aanwezig kunnen zijn. Echter, het geheel ontbreken van archeologische indicatoren in combinatie met het verstoorde bodemprofiel rechtvaardigt het toekennen van een lage verwachting voor het aantreffen van een mogelijke vindplaats op die plekken binnen het beide deelgebieden waar het bodemprofiel is verstoord. Ter plaatse van 20% (AZC-terrein) tot 40% (Zundertseweg) van het aantal boringen is echter wel een intact bodemprofiel aangetroffen. Hier is het archeologisch relevante bodemvlak nog (deels) intact. Het gaat hierbij om de oude podzolbodem onder het esdek. De ervaring leert dat ook in het geval dat in een dergelijk intact profiel tijdens de boorcampagne geen scherfmateriaal is opgeboord de kans op een vindplaats wel degelijk aanwezig is. Derhalve wordt aan de gebieden waar een intact bodemprofiel is aangetroffen een hoge verwachting toegekend op het aantreffen van een mogelijke vindplaats. Tijdens deze boorcampagne is ter plaatse van één boring een scherfje aardewerk uit de periode Romeinse tijd tot en met Vroege Middeleeuwen aangetroffen in een intact bodemprofiel. Deze vondst kan duiden op een Romeinse of vroeg middeleeuwse vindplaats.

Op basis van de resultaten van onderhavig onderzoek is voor beide deelgebieden een archeologische verwachtingskaart opgesteld. Hierbij zijn de gebieden onderverdeeld in gebieden met een hoge archeologische waarde en gebieden met een lage archeologische verwachting. Indien in de deelgebieden met een hoge archeologische waarde bodemverstorende activiteiten zullen plaatsvinden, dient conform de eisen van de provincie Noord-Brabant eerst een vervolgonderzoek te worden uitgevoerd. Een dergelijk archeologisch vervolgonderzoek zal bestaan uit het graven van enkele proefsleuven. Het doel van dit onderzoek zal zijn om vast te stellen of in de gebieden met een intact bodemprofiel vindplaatsen aanwezig zijn en zo ja, het vaststellen van de gaafheid en de conserveringsgraad van eventuele grondsporen en vindplaatsen en op basis daarvan de behoudenswaardigheid van een eventuele vindplaats te beoordelen. Bovendien wordt met een proefsleuf informatie verkregen over het voorkomen van eventuele grondsporen die met een booronderzoek zelden of nooit zullen worden gevonden. Indien de geplande bodemverstorende activiteiten beperkt blijven tot het gebied met een lage archeologische verwachting of tot boven het niveau waarop de archeologische laag verwacht wordt, is een vervolg onderzoek ons inziens niet noodzakelijk.

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-2zv-xxjk
PID https://nbn-resolving.org/urn:nbn:nl:ui:13-tti-jf4
Metadata Access https://easy.dans.knaw.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=oai:easy.dans.knaw.nl:easy-dataset:21816
Provenance
Creator Putten, M.J. van; BAAC bv
Publisher BAAC bv
Contributor BAAC bv
Publication Year 2010
Rights info:eu-repo/semantics/openAccess; License: http://creativecommons.org/licenses/by/4.0; http://creativecommons.org/licenses/by/4.0
OpenAccess true
Representation
Language Dutch; Flemish
Resource Type Text
Format 25 p.; application/pdf
Discipline Ancient Cultures; Archaeology; Humanities
Spatial Coverage (4.641 LON, 51.558 LAT); Nederland; Etten-Leur; Noord-Brabant; Plangebied De Streek II; e-ne (MARC21)