In de 15e of16e eeuw werd op de buitendijkse gorzen aan de zuidzijde van de stad een dijk opgeworpen, mogelijk ter bescherming van ambachtelijke activiteiten buiten de stadsmuur. Gedurende de 16e eeuw liep de sedimentatie vanuit de Merwe (huidige Nieuwe Maas) door en werd een dik pakket zand afgezet aan de zuidzijde van de dijk. Voorafgaand aan de aanleg van verdedigingswerken werd het terrein ten noorden van de dijk met enkele meters opgehoogd. Vermoedelijk gebeurde dit met grond die uit de Blaak (die als haven werd ingericht) werd opgebaggerd tussen 1577 en 1579. Boven de dijk werd eveneens opgehoogd, maar hier lijkt bewust een reliëf te zijn gecreëerd om het ontwerp van de verdedigingswerken uit te voeren. Bij de aanleg van de verdedigingswerken werd een wal opgeworpen met een fundering van keien en kiezels. Aan de zuidzijde van deze wal bevond zich een verdiept gedeelte, dat in de terminologie van vestingwerken een bedekte weg wordt genoemd. Ten zuiden daarvan vertonen de ophogingslagen een reliëf dat erop wijst dat hier een zogenaamde onderwal lag.