Bronstijdboeren en nieuwetijdse heren in spijkerbroek

In opdracht van Edwin Oostmeijer Projectontwikkeling en ERA Contour heeft RAAP in december 2015 en januari 2016 twee archeologische opgravingen uitgevoerd in verband met de ontwikkeling van het nieuwbouwproject Spijkerbroek in het spijkerkwartier van Arnhem. Tijdens deze onderzoeken zijn archeologische resten uit de bronstijd, middeleeuwen en 16e tot en met de 20e eeuw gevonden. Het speerpunt van het archeologisch onderzoek was de historische bekende spijker die op deze plaats gelegen moet hebben. Resten daarvan werden slechts deels aangesneden. Van het spijker werd de lange noordgevel en een deel van de gracht blootgelegd. Het grootste deel van het spijker blijft ongeschonden liggen onder de Dullertstraat. Deze straat is vernoemd naar de laatste bewoner van het spijker, een buitenplaats van adellijke lieden. Het spijker was bewoond van de 16e tot de late 19e eeuw. Na de bovengrondse sloop van het spijker werd dit deel van Arnhem bebouwd met fabrieken voor de productie van onder andere melk en verlichtings- en verwarmingsproducten. Van deze industriële complexen gelegen aan de verlegde Molenbeek, werden verschillende muren, kelders en vloeren aangetroffen die dateren tot in de eerste helft van de 20e eeuw.

Een opvallende en onverwachte bijvangst was het aantreffen van grondsporen uit de prehistorie. Het betreft twee grote kuilen en twee vermoedelijke paalkuilen uit de bronstijd verdeeld over twee kleine sporenclusters. De combinatie van grote kuilen, met in één daarvan een groot aantal scherven van waarschijnlijk vijf potten van handgemaakt, onversierd en zeer grof gemagerd aardewerk, en kleinere paalkuilen duidt mogelijk op een nederzettingslocatie. Een van de kuilen is gedateerd door middel van een 14C-ouderdomsbepaling. Het resultaat daarvan plaatst de kuil tussen 1280 en 1050 voor Chr., ofwel de eindfase van de midden-bronstijd nabij de overgang naar de late bronstijd. Een tweede cluster sporen werd 30 meter zuidelijker aangetroffen. Ze dateren op grond van aardewerk uit het begin van de late bronstijd. Vermoedelijk behoren alle sporen uit de bronstijd tot hetzelfde nederzettingsterrein, waarbij het meest westelijke cluster een vroegere bewoningsfase representeert dan het cluster ten oosten daarvan. Tussen beide clusters met prehistorische sporen werden een greppel en enkele (paal-)kuilen uit de middeleeuwen gevonden. Een relatie met het spijker lijkt niet te bestaan. Het geheel aan grondsporen duidt op (agrarisch?) landschapsgebruik of een begrenzing van een zone ter hoogte van de beek. Op grond van slechts twee vondsten kunnen de sporen in de 14e eeuw gedateerd worden.

Belangrijke resten zijn toe te wijzen aan het spijker. Deze staat bekend als het Dullertspijker, vernoemd naar zijn laatste bewoner die het pand in bezit had van 1832 tot de sloop in 1880. De bouwdatum van het spijker is niet bekend en wordt in schriftelijke bronnen voor het eerst vermeld in 1612. Op de kaart van Van Deventer uit 1560 staat het spijker echter al aangegeven.

Op basis van het gebruikte baksteenformaat 25/26 x 12/13 x 6/6,5 cm ligt een datering in (het begin van) de 16e eeuw voor de hand. Dergelijke baksteenformaten zijn in Arnhem veelvuldig gedocumenteerd bij panden in deze tijd, hoewel een dergelijk formaat in andere Gelderse steden al in de 15e eeuw wordt gebruikt. Ook het metselverband (kruisverband) wijst op een datering in de 16e eeuw. Vanaf circa 1500 wordt, naast het staand verband, het kruisverband toegepast. Van het spijker kon één zijde volledig blootgelegd worden. Deze was ruim 16 m lang en betrof de lange noordzijde. De fundering liep schuin omhoog en had aan de basis een breedte van 0,8 tot 0,9 m. Binnen de plattegrond zijn twee dwarsmuren met een tussenliggende vloer opgetekend. Aan de zuidwestzijde is een bijna 5 m brede gracht gedocumenteerd. In de grachtvulling was veel (oud) bouwpuin in de vorm van dakpannen aanwezig. In één van de onderste lagen werd een vroege pijpenkop gevonden. Deze vondst dateert een eerste opvullingslaag van de gracht vanaf het eerste kwart van de 17e eeuw. De gracht had een vlakke bodem en was (slechts) 1,5 m diep. De opgetekende gracht om het spijker kon niet helemaal blootgelegd worden; een deel bleef verborgen onder de Dullertstraat. Het verloop van zowel spijker, komt vrijwel exact overeen met de kadastrale gegevens uit het begin van de 19e eeuw. Opmerkelijk is dat de gracht niet aan de oostzijde werd aangetroff en. Op de plaats waar de gracht aangetroff en zou moeten worden werd wel een grote verstoring blootgelegd. Wellicht is de gracht op deze plaats later (deels) uitgegraven en gevuld met geel zand ten behoeve van de fundering van latere bouwwerken op deze plaats. Bij het onderzoek naar de gracht kon worden vastgesteld dat deze aan de zuidwestzijde een schone vulling had en dat er veel dakpannen in waren gestort. Uit deze vulling is ook een nagenoeg complete steengoedkan afkomstig. Deze kan met een typisch 16e-eeuwse, moraliserende tekst was gedateerd in 1596. De gracht aan de westelijke of zuidelijke (voor-)zijde van het spijker is al in de vroege 17e eeuw gedempt, waarna de u-vormige gracht, zoals bekend van de kadastrale optekening, in gebruik blijft tot de sloop van het spijker in de late 19e eeuw. In het zuidelijk deel van de gracht is veel vondstmateriaal verzameld. Naast glas en keramische vondsten is dierlijk bot verzameld en zijn monsters genomen voor macro-onderzoek van botanisch materiaal.

De onderzoeksresultaten en de vondsten leveren een belangrijke bijdrage aan de geschiedenis van het Spijkerkwartier te Arnhem. Het grote aantal vondsten geeft een tastbaar beeld van een 16e-eeuwse buitenplaats. Vele bijzondere vondsten zoals gebruiksgoed in aardewerk en glas (drink- en eetgerei) schetsen een beeld van de levenswijze en -standaard van de bewoners van het spijker vanaf de 17e eeuw. Vanaf die tijd is er een grote toename in het vondstmateriaal, vooral keramisch gebruiksgoed en glas. De verdeling van keramische bakselgroepen uit de 17e, 18e en 19e eeuw toont naast het gebruikelijke roodbakkende aardewerk een even grote hoeveelheid steengoed, tinglazuuraardewerk, vooral faience, en porseleinen borden die aan de wanden of boven de haard hebben gehangen. Uit de vormverdeling blijkt een duidelijk, naar luxe neigend, huishoudelijk gebruik van het terrein. Uit het slachtafval blijkt een gevarieerd vlees-, gevogelte- en vismenu dat op tafel stond. Ook de groenten en kruiden uit waarschijnlijk eigen tuin geven aan dat het de bewoners van het spijker aan weinig ontbrak.

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-234-jynt
PID https://nbn-resolving.org/urn:nbn:nl:ui:13-ai-87sr
Metadata Access https://easy.dans.knaw.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=oai:easy.dans.knaw.nl:easy-dataset:126969
Provenance
Creator Schabbink, M.
Publisher RAAP
Contributor Boreel, G.L.; Gent, J. van; Hesseling, I.; Rijn, M. van; Scholte Lubberinkl, H.B.G.; Veen, Y.R. van; Verspay-Frank, S.L.; RAAP
Publication Year 2019
Rights info:eu-repo/semantics/openAccess; License: http://creativecommons.org/licenses/by/4.0; http://creativecommons.org/licenses/by/4.0
OpenAccess true
Representation
Language Dutch; Flemish
Resource Type Dataset
Format application/rtf; application/pdf; application/msword; image/jpeg; .rtf; .pdf; .docx; .mdb; .tab; .shp
Discipline Ancient Cultures; Archaeology; Humanities