Zoals op basis van het bureauonderzoek reeds verwacht werd, bestaat de opbouw van de bodem in het plangebied uit een ophogingspakket met daaronder afzettingen van een zijtak van de Houtense stroomgordel en van het Oude Rijnstelsel. Voor deze afzettingen gold een hoge archeologische verwachting voor de Limesweg en eventueel daaraan gerelateerde vindplaatsen en een middelhoge verwachting voor nederzettingsterreinen uit de periode Bronstijd t/m Romeinse tijd.
Tijdens het verkennend booronderzoek zijn de bodemopbouw en de mate van recente verstoringen van de bodem van het plangebied door de aanwezigheid van ondoordringbare (puin)lagen maar beperkt in kaart gebracht. Uit de wel doorgezette boringen ontstaat een beeld van een deels intacte natuurlijke bodem. Er zijn ook diverse boringen gezet waar de oeverafzettingen en dus het potentiële archeologische niveau verstoord is. Dit geldt ook voor de (voormalige) kelders (afbeelding 5). Voor zowel de niet verstoorde delen van het plangebied als voor de wegens aanwezige bebouwing en asfalt- of betonverharding niet onderzochte delen van het plangebied geldt nog altijd een verwachting ten aanzien van archeologische resten uit de periode Bronstijd t/m Romeinse tijd.
In het zuidwestelijke deel van het plangebied zijn in een drietal boringen (boring 76, 3004 en 3006) archeologische indicatoren aangetroffen, die worden gerelateerd aan de Limesweg.